Ik heb het dan even niet over de vogels: de merels die heel tam om je heen scharrelen als je op het gras zit; de roodborstjes die er snoezig uitzien maar tamelijk agressief opereren; de koolmezen die alsmaar jongen krijgen in het nestkastje in de klimmende Hortensia; de nare duiven die met groot geweld neerploffen in mijn krenteboom als daar de bessen rijpen, of de zilverrijger, die rover. Ook niet over de vlaamse gaai, een tamelijk grote vogel met prachtig creme/rose verenkleed, die in de eikenbomen zit als er eikels zijn. Die eikels stopt hij in de grond voor later, voor schrale tijden, wat wel betekent dat mijn overbuurman boos is omdat er overal in zijn tuin eikenboompjes opkomen. Dus nu niet over de vogels. Ik wil het hebben over die hele nare en die hele mooie dier(en).
Eerst die nare. Dit diertje is uitgeroepen tot het naarste dier ooit, in een enquête van Trouw, zelfs nog voor de krokodil. Ik heb het over de teek.
Als er een beestje van een of anderhalve millimeter op je huid neerstrijkt, en het is lila, groen, wit, grijs of bruin, dan is het een luisje of spinnetje, geen teek. Als het zwart is, is het een teek of een spinnetje. Een spinnetje strekt zijn 8 pootjes uit vanuit zijn centrum, maar bij de teek zijn de voorste twee geen poten maar kaken die krom staan, of hij je zo wil grijpen. Zo pieterig als hij is, ziet hij er eng uit.
Na wandelen in het bos of verblijf in mijn tuin moet je jezelf goed controleren of je een ‘bezoeker’ hebt. (Joos niet, nooit, die lusten ze niet). Ik wordt altijd zo boos als er zo’n beest op me zit dat ik hem meteen beetpak en uittrek. Ze bevelen een tekentang aan voor dat doel, maar daar heb je volgens mij 3 handen voor nodig. Lukt mij niet. Als er een stukje kaak blijft zitten, niet erg, dat wordt door je huid weggewerkt (als een splinter), maar je moet niet aan die teek friemelen want dan spuit hij de inhoud van zijn maag in je en die kan besmet zijn met de Borrelia bacterie die de ziekte van Lyme veroorzaakt, en dat is erg. In het Gooi is zeker de helft van de teken besmet. Een voorjaar had ik er in mei al 10 teken opzitten. Na onderzoek bleek ik ook de afweerstoffen tegen Lyme in mijn bloed te hebben. Of ik de besmetting zelf ook had, in lichte vorm (ik had die zomer wel telkens heel moeie perioden…) dat zullen we nooit weten. Dus: lijf nakijken, insmeren met Deet, huid bedekken. Ik heb gelezen dat ze in lage takken van bomen zitten en zeer sensitief zijn voor de lichaamswarmte van zoogdieren (wij dus) en zich dan op je laten vallen. Later lees je weer dat dat verhaal nonsens is en dat ze alleen maar in hoog gras zitten. Laten die journalisten dat nou eens eerst zelf uitzoeken! Ik draag nu wel altijd een hoedje voor de zekerheid.
Nu die andere. Najaar 2011.
Ik loop op de stoep bij mijn tuin en zie daar een vos lopen, op z’n gemak, of de straat van hem is. Al had ik nog nooit een vos gezien, dit kon niet missen. De grote pluimstaart alleen al! Hij gaat mijn tuin in en gaat midden op het grasveld zitten, met zijn gezicht naar me toe. Wat een prachtig dier! Fel oranje, met witte wangen en een zwarte tekening. Hij ziet er ook ondeugend uit, uitdagend, en je snapt hoe hij aan zijn (middeleeuwse) reputatie komt (de Vos Reinaerde, en Le Corbeau et le Renard). Ik ren naar binnen voor mijn fototoestel, maar dan is hij weg.
Ik bel Vroege Vogels, het zondagse natuur-radioprogramma van de VARA, en vertel van mijn vos. De buren, de volgende dag: ‘Was u dat? Wij hebben de vos ook gezien’. Bij de kinderopvang aan de overkant van de straat was hij ook verschenen, waarna Joos, die daar ‘voorleesopa’ is, een boekje over vosjes ging lezen voor ze.
Het volgende ‘Bussumse nieuws’ had daarna een artikeltje over ‘de vos in Bussum’, waaruit bleek dat ze de vos niet gezien hadden maar mijn bericht van de radio hadden geplukt. Ze gaven wat algemene informatie: ‘hij komt steeds vaker voor in bewoonde gebieden – ze hebben in Nederland geen rabiës gelukkig – ze zijn wild, niet aaien dus’ etc. En later hoorde ik van mensen dat ze gelezen hadden dat er een vosje was gezien in Bussum. In de krant, dus het is nieuws!
Dat zo’n dier zoveel gevoelens opwekt! Hij is ook zo mooi. Mijn zoon Martien, die in februari van dit jaar overleed, hoorde het ook toen hij al erg ziek was. Hij putte er troost uit, zei hij, ‘dat de dieren onze wilde tuin kiezen om in te zijn…’
Liebje Hoekendijk