Weinig ruimte voor tegenmacht

Pieter Omzigt verklaarde bij toeslagenaffaire dat hij drie, vier jaar geleden het onrecht dat mensen werd aangedaan probeerde duidelijk te maken, maar ook radio, teevee en dagbladen hielden de deur dicht. Regering, Tweede kamer, Raad van Staten en journalistiek vormden  samen een bastion waar je niet doorheen kwam. En onze vroegere nationale ombudsman Brenninkmeijer betoogde later dat de Trias Politica, de democratische grondwet van de drie onderscheiden verantwoordelijkheden ernstig geschaad is. En dat is niet even te repareren. Er is weinig ruimte voor tegenmacht.

Bij de coronapandemie zien we hetzelfde. De overheid en de publieke journalistiek vormen één front. Al vanaf april 2020 worden de mensen gewaarschuwd voor een dodelijk virus met getallen van doden en  besmettingen die in werkelijkheid vergelijkbaar zijn met een zware griepepidemie. De angst voor de dood wordt grof aangezet, vooral door de teevee. Angstig maken vergroot juist de angst en heeft een verstikkende werking met vele slachtoffers, maar het maakt mensen gedwee en dwingt tot gehoorzaamheid. Doch een dergelijk geluid wordt uit de pers geweerd. Toen ik daar als 82-jarige op wees, werd ik een complotdenker genoemd. De brief die duizend artsen in augustus stuurden naar het RIVM en het kabinet, is niet beantwoord, maar werd ook in de pers zo goed als dood gezwegen. Er was geen ruimte voor tegenmacht. Als je in het kader van virusbesmetting iets nieuws naar voren brengt, zoals Maurice de Hond die pleitte voor betere ventilatie en minder maatregelen, word je weggezet als niet deskundig en belachelijk gemaakt.

We zijn ondertussen een nieuw jaar ingegaan en de maatregelen worden alleen maar strenger en de angst vergroot. De Engelse variant zou nog dodelijker zijn. Op straat zie ik oudere mensen met een mondkapje en een rollator. Ze lijken radeloos als iemand ze tegemoet loopt. Deze mensen kijken uren naar de teevee en zitten onder de stress. Dat is trouwens bij veel volwassenen het geval. En stress is een grote ziektemaker. Ik vermoed dat pas over een aantal jaren duidelijk zal worden wat een gevolgen dat heeft.

Jongeren hebben minder last van stress. Die kijken minder teevee en luisteren niet naar al die toespraken en verhalen van journalisten. Maar ze voelen zich wel gepakt en ze worden kwaad. Dat is in de regel een verschijnsel van jongens die miskend worden en achtergesteld. En meer dan anderen zijn nu veel jongeren in de leeftijd van vijftien tot dertig slachtoffer van het macrobeleid van microbiologen. Ik kan heel goed begrijpen waarom ze kwaad worden. (Begrijpen is niet hetzelfde als goedkeuren.) Jongeren pikken het niet dat ze overal van worden uitgesloten en het kind van de rekening zijn. Ze willen laten zien dat ze er zijn, maar niemand heeft met ze doen. Als ze kwaad zijn worden wij ook kwaad, en geweld roept geweld op. Escalatie noemen we dat. Als ik zie hoe een vrouw door een waterkanon van de weg wordt gespoten en met bloedend hoofd tegen een muur valt, dan begrijp ik dat twee jongens stenen pakken en die naar de politie gooien. En als die met hun waterkanon niet te bereiken valt, dan gooien ze die stenen door een raam of ze vernielen een verkeerslicht. Niet verstandig maar o zo begrijpelijk. En dan zegt een minister dat dit niet te tolereren is en dat er hard zal worden ingegrepen als dit nog eens gebeurt. We hebben agenten en M.E., bedoelde hij, jongens in dezelfde leeftijd van twintig tot dertig jaar, tot de tanden bewapend maar met een goeie baan die flink optreden en ook kwaad kunnen worden. Maar die maken geen fouten, dat zijn professionals en die zullen het schorrie morrie wel een lesje leren.

We weten het: met geweld zal het geweld worden bedwongen. Een boze burgermeester noemt de raddraaiers het schuim en het uitschot der aarde. Het gaat -zo lijkt het- in zijn ogen niet meer om mensen, maar om onkruid dat vernietigd moet worden. Volgens de regering heeft het gedrag van dit het tuig niets met de coronamaatregelen te maken. Verslaggevers op de teevee spreken over terroristen die steden vernielen. In de kranten heten ze relschoppers. Ze worden door iedereen uitgespuwd.

Ik heb met ze te doen want ze zijn nog maar pas op de wereld en ze weten niet hoe het verder moet. Ze zijn onhandig, onmachtig, boos, worden geminacht, worden dan nog bozer en slaan wild om zich heen, maar ze vormen geen tegenmacht. Ik zou ze binnen willen halen, de kwaaie en niet kwaaie, om naar hun verdriet te luisteren, hun uitzichtloos bestaan, en zeggen dat ik het begrijp. Ik wil ze troosten, praten over het leven dat ondanks alles een uitdaging is en kansen biedt. Ik weet dat ze diep van binnen soms wanhopig zijn en tranen hebben die niemand mag zien. Ik schaam me diep dat we het zover hebben laten komen.

 

Piet Winkelaar

Januari 2021

 

 

 

 

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

*