Onze kleinzoon in België vertelde dat hij op zijn middelbare school voor het vak filosofie de inleiding en het eerste hoofdstuk moest lezen van het boek van Maarten Boudry: Waarom de wereld niet naar de knoppen gaat. Dit leek me zo’n goed idee dat ik het boek zelf ook meteen heb aangeschaft en nu aan het lezen ben. Het is een prima boek van een filosoof van de universiteit van Gent. Het is zonder meer geweldig om naast al het nieuws over crises en hoe slecht het er in de wereld aan toe gaat, dit geluid ook naar voren te brengen. Zeker voor jongeren op de middelbare school lijkt het me een verademing te vernemen hoe goed het met de wereld gaat want via de media is het vooral kommer en kwel.
Boudry schrijft zelfs dat de toekomst nog beter wordt, maar dat moeten we afwachten.
Aan het begin van het boek doet hij twee uitspraken:
- Er is ontzettend veel ellende in de wereld
- Nooit eerder was er zo weinig ellende in de wereld als vandaag.
En dan zegt hij dat beide uitspraken even waar zijn. Dat is een mooi begin want hij laat zien dat er overal veel misgaat, dat er armoede heerst, dat er veel vluchtelingen, asielzoekers en oorlogen zijn en mensen verdriet hebben of ziek zijn. Maar tegelijk geeft hij aan dat er heel veel bereikt is omdat het heel lang geleden veel slechter was. ‘Het verhaal van vooruitgang wordt ondersteund door een karrevracht aan bewijzen die elke dag nog toeneemt’, schrijft hij. Eigenlijk leven we in de beste tijd ooit en daar moeten we niet om treuren. Natuurlijk kan er van alles gebeuren en er zijn pessimisten en optimisten, maar kijk nu ook eens met een optimistische blik.
Het eerste hoofdstuk gaat over het hardnekkige pessimisme. De meeste mensen denken dat het steeds slechter gaat met de wereld, maar het boek geeft aan dat tot het jaar 1800 meer dan 90% van de mensheid heel arm was en nu nog maar 8%, dat tot die tijd de mensen maar zo’n dertig jaar oud werden en nu meer dan tachtig, terwijl er nu zeven miljard mensen op aarde wonen en toentertijd een miljard. Ook vroeger, tot twee honderd jaar terug, in 1800, kon maar 10 procent van de mensen lezen en schrijven en nu is dat 85 procent. Dat is een enorme vooruitgang. En ook nu zijn er verbeteringen en nieuwe ontdekkingen die het leven mooier maken. Doch veel mensen denken dat het in de maatschappij steeds slechter gaat. Het gekke is dat dit niet voor jezelf geldt. Er staat een mooie uitspraak van Paul Schnabel die gezegd zou hebben: Met mij gaat het goed, met ons gaat het slecht. Dus met de mensen afzonderlijk gaat het prima, maar met de mensen samen, met de maatschappij, gaat het slecht.
Waarom gaat het slecht met de maatschappij? Omdat goed nieuws geen nieuws is, maar slecht nieuws wel. Als iemand met zijn auto netjes naar huis rijdt, is dat geen nieuws, maar als hij tegen een boom rijdt, dan wel. Het slechte lijkt altijd interessanter dan het goede. Iedereen wil weten wat er mis ging, niet zozeer wat er goed ging. Het boek geeft een mooi citaat: Niets reist sneller dan de snelheid van het licht, behalve misschien slecht nieuws want dat gaat als een lopend vuurtje. Dat betekent misschien wel dat we meer op het negatieve dan op het positieve zijn gericht en het verklaart het alom aanwezige pessimisme en doemdenken.
De meeste denkers en filosofen doen dat ook en worden soms pessimisten of doemdenkers genoemd. Met pessimisme krijg je de aandacht, worden mensen gewaarschuwd. De schrijver van het boek noemt dat alarmisme, dat soms wonderen doet. Misschien moet je naast optimist ook pessimist zijn, maar zeker niet alleen maar pessimist of beweren dat het vroeger beter was zoals Bas Heijne, Jan Terlouw en de media die dat volgens de auteur voortdurend aangeven.
Doemdenken klinkt in de regel diepzinnig en krijgt bewondering, schrijft Boudry. Het viel hem op hoe graag mensen luisteren naar iemand die verkondigt dat de wereld naar de knoppen gaat en hoe hardnekkig sommige volharden in hun zwartgallig wereldbeeld zelfs nadat gewezen is op objectieve data van betrouwbare instellingen als de Verenigde Naties of de Wereldbank. Alleen dommeriken zijn vandaag nog optimistisch, zou de historicus Philipp Blom hebben geschreven. Maarten Boudry verklaart dat bijna als de slogan van veel intellectuelen.
Als je cultuurpessimisten met feiten wijst op vooruitgang, zegt Boudry, dan beginnen ze gelijk over iets anders: als je wijst op de daling van vormen van armoede, geweld, ziekte en sterfte, zullen ze tegenwerpen dat dit bijzaak is. De wereld is in wezen niets veranderd want het ene kwaad is verwisseld voor het andere. Misschien leven er minder mensen in armoede, maar zegt de pessimist, ondertussen neemt de ongelijkheid hand over hand toe. Minder mensen sterven door honger, maar velen hebben nu obesitas.
De schrijver geeft vele voorbeelden van een om zich heen grijpend cultuurpessimisme. Hij eindigt het eerste hoofdstuk met: ‘Als je de wereld wil verbeteren, moet je eerst geloven dat we daartoe in staat zijn. De vooruitgang van gisteren levert het overtuigendste argument dat vooruitgang ook morgen tot de mogelijkheden behoort.’
Ik heb nog niet verder gelezen dan mijn kleinzoon. Ik ga vragen wat ie ervan vindt. Maar ik lees zelf zeker verder.
Piet Winkelaar
november 2022