Ik heb de indruk, zei Socrates, dat jullie als kinderen zo bang zijn voor de dood en dat jullie denken dat de wind de ziel uiteenblaast als deze het lichaam verlaat, vooral als iemand niet zo maar bij stil weer maar in een hevige storm doodgaat.
Kebe begon te lachen en zei: Socrates, doe maar alsof we bang zijn en probeer ons te overtuigen. Misschien leeft er in ons iets van het kind dat bang is en voor zulke dingen angst heeft. Probeer ons te overtuigen om niet bang te zijn voor de dood als voor een spook.
Wel, antwoordde Socrates, jullie moeten die angst dagelijks met toverspreuken bezweren totdat deze wordt weggetoverd.
Maar, Socrates, waar zullen we zo’n goede tovenaar vinden als jij ons nu verlaat?, vroeg Kebes.
De wereld is groot. Ongetwijfeld zullen er wijze mensen te vinden zijn. Er bestaan vele volkeren en vele wereldbeschouwingen. Die moeten jullie allen naspeuren op zoek naar zulke tovenaars. Geld noch moeite moeten jullie besparen want er is niets waaraan je beter je geld kunt besteden. Zoek het ook bij elkaar want ik betwijfel of er velen zijn die wijzer zijn dan jullie.
[bron]Plato, in: Paidoon