Terug van vakantie las ik in het Utrechts Nieuwsblad van 20 augustus dat een raadslid uit Baarn het leven had gered van een verwarde man in een sloot. De foto van het raadslid stond erbij afgedrukt en het is duidelijk dat hier van een heldendaad sprake is.
‘Rond half een fietste hij over de Bestevaerweg toen hij achter het hoge riet een geluid hoorde; het was geen geroep maar gemurmel. Hij fietste naar de andere kant van de sloot om te zien wat er zich afspeelde.’ Een goed raadslid moet natuurlijk weten wat er gebeurt. Hij zag een man tot zijn kin in het water staan die zachtjes Arabisch sprak. Direct probeerde hij contact te krijgen, maar tevergeefs. De man keek met verstarde ogen en reageerde niet. ‘Dat de man verward was, stond voor het raadslid vast. Hij was er bewust ingelopen. Het riet langs de waterkant was platgetrapt en de man had niet de intentie om te gaan zwemmen. Ik weet niet hoe lang hij in het water gestaan heeft’, aldus het raadslid. Toen deze de man uiteindelijk in beweging kreeg ging het alsnog mis want hij viel met zijn hoofd onder water en bleef roerloos liggen. Toen heeft ons raadslid zijn kleren uitgetrokken en de man op de kant getrokken. Hij legde de man op zijn zij en sloeg hem in het gezicht om hem bij te laten komen. ‘Hij was helemaal koud en stijf’, aldus het krantenbericht. Ondertussen was de politie gekomen die hem reanimeerde om zo de ademhaling weer op gang te brengen. Dat lukte. Het betreffende raadslid is reuze trots dat hij heeft ingegrepen want, zo zegt hij in de krant, het ziet er redelijk goed voor de man uit.
Dat laatste waag ik te betwijfelen. De man is niet voor niks het water ingelopen. En hij liet zich ook vallen. In wiens belang heeft deze operatie nu eigenlijk plaatsgevonden? Volgens mij zeker niet in het belang van de verwarde man want die lijkt me alleen maar te zijn gedwarsboomd om aan zijn ondraaglijk bestaan een einde te maken. Aan het krantenbericht af te lezen gaat het vooral tot meerdere eer en glorie van het Baarns raadslid. Het wil duidelijk maken dat deze volksvertegenwoordiger een heldendaad heeft verricht en dus de bevolking op eminente wijze vertegenwoordigt.
Na lezing van dit bericht en enkele enthousiaste reacties van krantenlezers vraag ik me af of dit nu een voorbeeld is of een afspiegeling van hoe er vandaag de dag over hulpverlening wordt gedacht. Het gaat immers helemaal niet om het slachtoffer, om een arme man die het leven niet meer ziet zitten, maar om de helper die heeft ingegrepen en bij de volgende verkiezingen zeker herkozen wordt of -wat meer gebeurt- als hulpverlener promotie kan maken en daarmee een salarisverhoging verdient. Want het gaat me niet om de Baarnse volksvertegenwoordiger maar meer om het bericht in de krant als symptoom van hoe we functioneren. Hulpverleners, uitvoerders, consulenten, schrijvers, prominente vertegenwoordigers of bekende Nederlanders zijn belangrijker dan degenen voor wie ze werken, of het werk dat ze doen. Het lijkt een vast adagium: we maken onszelf steeds groter en belangrijker en de ander steeds kleiner. Je zou wensen dat daar eens onderzoek naar wordt gedaan in plaats van uit te zoeken hoewel ijs er in de maanden juni en juli verorberd is.
Piet Winkelaar
Augustus 2019