Tussen twee muren van tijd

De wieg schommelt boven een afgrond. Met ons gezonde verstand weten wij dat ons bestaan slechts een flits is tussen twee eeuwigheden van duisternis. Hoewel het identieke tweelingen zijn, beschouwen mensen als regel de prenatale afgrond met meer kalmte dan de afgrond waarop ze afstevenen (met een snelheid van ongeveer vijfenveertighonderd hartkloppingen per uur). Maar ik weet van een chronofobische jongeling die werd overvallen door paniekachtige gevoelens toen hij voor het eerst naar oude, eigengemaakte filmpjes keek die enkele weken voor zijn geboorte waren opgenomen. Hij zag een wereld die vrijwel niets was veranderd -hetzelfde huis, dezelfde mensen- en besefte toen dat hij daarin helemaal niet bestond en dat niemand treurde om zijn afwezigheid. Hij ving een glimp op van zijn moeder, wuivend uit een raam ergens boven, en dat ongewone gebaar maakte hem van streek alsof het een geheimzinnig vaarwel was. Maar bijzonder angstaanjagend was voor hem de aanblik van een gloednieuwe kinderwagen die daar op de veranda stond met de zelfvoldane, indringerige air van een doodskist die zelfs leeg was alsof de loop van de gebeurtenissen zich in tegengestelde richting bewogen waarbij zelfs zijn botten al tot ontbinding waren overgegaan.

Zulke fantasieën zijn typisch voor jonge mensen, of om het anders te zeggen, de eerste en laatste dingen dragen vaak het stempel van de adolescentie, tenzij ze worden geleid door een eerbiedwaardige en strenge godsdienst. De natuur verwacht van een volwassene dat deze de twee zwarte leegtes van ervoor en erna even flegmatiek accepteert als de eigenaardige visioenen er tussenin. De opperste verrukking van de onsterfelijke en onrijpe verbeeldingskracht behoort begrensd te zijn. Om te kunnen genieten van het leven moeten we er niet teveel van genieten.

Ik kom in opstand tegen deze toestand. Ik voel de drang mijn opstandigheid naar buiten te brengen, ik wil de natuur bewaken. Telkens opnieuw heeft mijn geest zich enorm ingespannen om maar de flauwste persoonlijke glimp op te vangen in de onpersoonlijke duisternis aan weerzijden van mijn leven. Dat deze duisternis slechts wordt veroorzaakt door de muren van de tijd die mij en mijn gekneusde vuisten scheidt van de vrije wereld van de tijdloosheid, dat is een geloof dat ik graag deel met de meest kleurig beschilderde primitieve mens.

[bron]Vladimir Nabokov, in: Geheugen spreek:een autobiografie opnieuw bezocht.

 

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

*