Meestal dichten we een tunnelvisie toe aan mensen die teveel vanuit één perspectief, één doel, één belang naar de wereld kijken en zich niet laten beïnvloeden door nieuwe ontwikkelingen of omstandigheden. Vooral in rechtszaken waar vanuit één optiek naar het gebeuren wordt gekeken, lezen we dat er dan sprake zou zijn van een tunnelvisie. Alsof dat alleen maar bij rechters voorkomt. Vermoedelijk hebben alle mensen wel op de een of andere manier een tunnelvisie en kijken we met één vast opgezette bril naar de werkelijkheid zonder die bril eens af te zetten. Maar ik denk dat het bij instellingen en organisaties nog meer voorkomt dan bij mensen. Daar liggen doelstellingen duidelijker vast, is er meer controle op wat en hoe er dingen uitgevoerd worden. We noemen dat geen tunnelvisie maar de betreffende instelling heeft daar dan wel alle kenmerken van. Instellingen gaan door op de koers die is vastgesteld en kunnen dat op korte termijn meestal niet bijstellen. Natuurlijk zijn het mensen die dat doen, maar het is het beleid van de organisatie dat zij moeten uitvoeren. Een persoon kan zich nog wel eens verwonderen, kan door een schokkende gebeurtenis tot andere gedachten komen of stapt ineens met het verkeerde been uit bed, maar bij een besloten vennootschap gaat dat moeilijker. Techniek en automatisering hebben ook de eigenschap zich niet te laten afleiden maar doelgericht het geprogrammeerde resultaat te bereiken. Daar heerst niet de wispelturigheid van een individu. Vaak is het zelfs zo dat hoe strakker en groter de organisatie, de stichting of het bedrijf is, hoe moeilijker het valt om snel te veranderen, bij te sturen, rekening te houden met plotselinge ontwikkelingen. Bovendien wordt het beleid steeds meer uitgevoerd door computers en robots. Computertesten en gerobotiseerde onderzoeken die door organisaties worden ingezet zijn bijna niet meer bij te stellen, wat er ook gebeurt.
Een mooi voorbeeld vormen de jagers en sportschutters die een wapenvergunning hebben en onlangs gescreend werden door een computertest die moest beoordelen of ze terecht een wapenvergunning hadden. Verschillende jagers kregen na de e-screener agenten op bezoek die hun huis kwamen doorzoeken en alle wapens kwamen weghalen met als argument dat ze gezakt waren voor de e-screener, maar waarom en hoe dat wisten de agenten niet; ook hun opdrachtgevers konden dat niet aangeven. De 73-jarige Frans Kruijen is zijn hele wapenvoorraad na de e-screenertest kwijt geraakt. Twee agenten kwamen alles ophalen. Ook een paar hele mooie en zeer kostbare geweren die hij van zijn vader had geërfd werden meegenomen. Zijn vader jaagde, zijn opa en ook zijn grootvader. Via de familie had hij het vak van jager leren kennen en zijn jachtakte gehaald. Nu is hij alles kwijt, als een donderslag bij heldere hemel. Er is niets meer. De politie heeft alles opgehaald ook de papieren. De e-screener had het uitgewezen. Ook van Rob van der Ham is alles afgenomen. Hij dacht dat agenten een controle kwamen uitvoeren zoals wel eens meer gebeurt, maar toen zeiden ze dat ze alles moesten meenemen omdat hij gezakt was voor de e-screener. Zo maar, plotseling zonder dat hij het wist. Meer wist de politie ook niet te vertellen.
De koninklijke Nederlandse jagersvereniging en de schietassociatie KNSA hebben fel geprotesteerd op die zogenaamde gedragstest van de e-screener. Volgens hen kan de computer het gedrag van ervaren jagers zo niet beoordelen. Zij pleiten ervoor de ingenomen wapens terug te geven. Maar dat blijkt allemaal niet zo eenvoudig. Bovendien moet eerst worden aangetoond dat de computertest niet deugde. Daar zijn deskundigen bij betrokken en niet zo maar wat jagers. De overheid, in casu het ministerie van Justitie, kan haar benadering, haar beleid dat je als een tunnelvisie kan beschouwen, niet makkelijk wijzigen. Computerprogramma’s zijn moeilijker bij te stellen dan mensen.
Je hoort soms ook dat sociale instellingen een strak beleid hebben om fraudegevoelige personen met vragen en algoritmes op te sporen. Wanneer iemand opmerkt dat dit gemakkelijk discriminatie tot gevolg kan hebben, duurt het maanden en vaak jaren voordat daar iets aan kan worden veranderd. Er bestaan vaak vaste criteria waaraan personen moeten voldoen om voor hulpverlening in aanmerking te komen. Maar dan wordt gezegd dat die criteria eenvoudig te toetsen zouden zijn. Dat kan door stagiaires, maar ook met een goed computerprogramma, als de criteria maar duidelijk genoeg zijn. Wanneer je niet in staat bent die criteria te toetsen, ben je niet deskundig genoeg. Nu dacht ik dat het beoordelen van criteria tot één van de moeilijkste taken van hulp- en dienstverleners behoorde, maar bij navraag bleek dat de subsidiegever daar heel anders over denkt. De criteria zijn duidelijk, toetsen een fluitje van een cent. Dit is beleid dat van hogerhand wordt opgelegd en niet zomaar is bij te stellen. Daarvoor is de organisatie te groot en de tunnel veel te lang. Op korte termijn is daar weinig aan te doen.
Het complexe gebied van de jeugdzorg met al zijn specialiteiten is door het Rijk naar de gemeenten doorgeschoven waar het zowel financieel als inhoudelijk uit de hand loopt. De gemeente Amsterdam kwam vorig jaar 40 miljoen tekort ook vanwege de vele doorverwijzingen. Een commissie van de vereniging van Nederlandse gemeenten is van mening dat er extra maatregelen moeten worden genomen. Maar daar zit voorlopig geen schot in. Het zal vermoedelijk een paar jaar duren om de landelijke tunnelvisie, die ertoe leidde de jeugdzorg te decentraliseren, bij te stellen. De talrijke functionarissen en betrokken personen weten al geruime tijd wat er schort, maar een grote organisatie zit in een tunnel waar men niet zo snel en makkelijk uit komt, hoewel die zelf is gecreëerd. Wat dat betreft verdient kleinschaligheid de voorkeur. Dan worden er ook fouten gemaakt en verkeerde beslissingen genomen, maar die zijn gemakkelijker bij te stellen en te veranderen.
Piet Winkelaar
November 2019