Proloog Du vin, du pain, du pindakaas

Il n’y a que le premier pas qui coûte
Alle begin is moeilijk
De volgende dan? Weer interdit aux publics. Na tientallen voie privée, défense d’entrer, propriété privée et passage interdit, entrer dans cette demeure est à vos risques et périls, en vele variaties op hetzelfde thema, geef ik het op. Wat een ongastvrij land is Frankrijk toch! Een picknickplek weg van de doorgaande route wordt hier niets. We hebben honger en ik moet nodig, maar heb nu geen zin meer om achter een struik te gaan zitten. Het eerstvolgende restaurantje zal uitkomst voor beide problemen moeten gaan bieden.
Door een tunnel van bladeren, tussen twee rijen gevlekte stammen van de zo kenmerkende platanen, rijden we een slaperig dorpje binnen. De uitlaat echoot asociaal hard. We zoeken de kerk, meestal is daar wel een plein met wat terrasjes. Het dorpje lijkt vriendelijk, maar de vrolijk gekleurde luiken van de huizen zijn saai dicht. Tegen de warmte, of is er zo veel onbewoond? Misschien uit gemakzucht maar niet opengedaan vandaag. De straten zijn verlaten, het is net na twaalven en dan zit iedere zichzelf respecterende Fransman voor een dikke twee uur aan de lunch.
We vinden een restaurant, inderdaad vlakbij de kerk, aan een plein omringd door lindebomen. Over de kinderkopjes hobbelen we naar het terras. Het profiteert van de, in deze hitte zeer welkome, schaduw die de bomen verspreiden. Op een echtpaar na is het terras verlaten. Het water loopt me in de mond als ik de heerlijkheden op hun tafeltje uitgestald zie.
Erik rijdt tot voor het hek van het terras. Stram stap ik van de motor af. Gauw die zware kleren uit. Ondanks de hitte dragen we toch onze beschermende motorkleding. Wat een opluchting, een bevrijding haast, om die warme jas uit te kunnen trekken. Helm af en gauw mijn haar een beetje losschudden. Het zit zo raar op mijn hoofd geplakt zie ik in het spiegeltje. De jassen, helmen en bepakking laten we op de motor liggen. Als we op het terras zitten, met uitzicht op de motor, kunnen we de boel zelf bewaken.
Net als we door het hekje het terras op willen lopen, komt een klein mannetje ons druk gebarend tegemoet. Hij veegt zijn natte handen aan zijn smoezelig witte schort af en gebaart, terwijl hij iets onverstaanbaars zegt. Niet begrijpend kijk ik hem aan en Erik op hem neer.
Kent dat mannetje nou niet een paar woorden Engels om ons de dingen duidelijker te maken? Frans is al zo’n vreselijke taal, wat we op school daarom niet als vak gekozen hebben, laat staan als het snel en geagiteerd wordt uitgesproken.
De ober wijst op de motor en met zijn wijsvinger druk heen en weer bewegend, zegt hij: ‘Moto non.’
Moto non? Wat nou moto non?
‘Là non, mais là.’
Verbaasd beginnen we te begrijpen dat onze motor niet voor het hek van zijn restaurant geparkeerd mag staan.
‘Là!’ zegt het mannetje te hard en geïrriteerd.
Ik ga vast zitten op het terras, terwijl Erik de motor een paar meter verderop duwt voorbij het terras, en bij een boom weer op de standaard zet. Een paar minuten later voegt Erik zich weer bij me, dit keer met zijn armen volgeladen met motorjassen, helmen en tassen.
Het kleine obertje komt weer terug. Ik verwacht dat hij zijn notitieblokje uit zijn schortzak zal halen om onze bestelling op te nemen. Niets hoor, kortaf maakt hij ons duidelijk dat het terras gereserveerd is. Gereserveerd? Een terras gereserveerd? En die andere mensen dan? Ik stel de vraag maar niet. Binnen is nog wel plaats, begrijpen we. We zijn te moe om de humor van de situatie in te zien en lopen achter het mannetje aan naar binnen. Nadat onze ogen aan het donker gewend zijn, blijken we in een bruin café te staan met langs de muur een stuk of vier lege tafeltjes. Zonder kleedjes, maar met plakkerige kringen en asbakken van bekende biermerken. Beduimelde lege wijnglazen staan op hun kop waarschijnlijk al jaren te wachten op inhoud. Het obertje gaat ons voor naar het achterste tafeltje bij de toiletten. Daar worden we weggestopt in een hoekje. Voor mij makkelijk, ik moest toch nodig. Speciaal voor ons doet hij de ontzettend gezellige tl-verlichting aan. Dat dan weer wel.
Als ik terugkom van het hurktoilet – ik had dus net zo goed achter die struik kunnen gaan zitten, dat was nog frisser geweest ook – heeft Erik de kaart bestudeerd en iets aantrekkelijks voor ons beiden gevonden. Als vegetariër is het in Frankrijk lastig lekker eten te vinden, of überhaupt iets zonder vlees, dus het is een meevaller dat er een salade met warme geitenkaas op de kaart staat. Het mannetje komt met zijn ruime anderhalve meter amper boven de bar met formicablad uit en staat glazen te spoelen. Tja, wat moet je anders doen in zo’n ontzettend druk restaurant?
Nou, bijvoorbeeld ons bedienen. We kuchen om aandacht te trekken. Geen sjoege. Ik tinkel de lege glazen tegen elkaar als hint. Het mannetje kijkt niet op of om. Dan ineens loopt hij naar buiten, waar kennelijk het andere echtpaar een wens heeft. Zowel bij zijn vertrek als binnenkomst steken wij onze arm op, ten teken dat we gaarne bereid zijn te bestellen.
Het echtpaar heeft om meer wijn gevraagd zo blijkt uit de karaf die het obertje direct weer naar buiten draagt. Opnieuw negeert hij onze omhooggestoken armen. Als hij weer binnenkomt, roepen we hem aan. Hij verdwijnt wederom achter de bar en gaat verder met glazen spoelen. De arme man lijdt zeker aan Oost-Indische doofheid. Daarom moest hij zo hard tegen ons schreeuwen waar we de motor moesten parkeren. Na nog een paar pogingen geven we het op. We zijn kennelijk niet welkom als motorrijders. Een schande voor de klandizie. Waarschijnlijk hebben we de hele buslading gasten die het terras zou komen bevolken ook angst aangejaagd, want als we weggaan is het terras nog steeds leeg, op dat ene echtpaar na.
Deze ervaring was niet op zich staand, behalve onheus bejegend, zijn we opgelicht, uitgescholden en weggestuurd. Nee, Frankrijk is voor ons voortaan alleen nog maar een doorgangsland naar leukere oorden. De vieze hurktoiletten, de met afval bezaaide bermen en de troep overal op de erven. Kleine smalle doetjes van mannetjes met vettige plaksnorren, die wijn in plaats van een stoer biertje drinken. Mensen die geen woord buiten de deur wensen te spreken en kennelijk óf niet aan je willen verdienen, óf je alleen maar belazeren. Chauvinistische onbeschofte Fransen, toeristenhaters, we maken ze allemaal mee. En dan niet te vergeten grote enge insecten, die op de een of andere manier toch altijd in je tent weten te komen. Het is ons land écht niet.

Vandaar dat we er een paar jaar later een vakantiehuis kopen.

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

*