Het is zo generaal. Ik moet van voren af aan beginnen, velen van ons. Helemaal van voren af aan. Met nee zeggen komt men er niet. Leven kan men slechts als men minstens eenmaal per jaar ja kan zeggen. Ik voel me net als iemand die met pijl en boog is opgegroeid en nu plotseling ontdekt dat de vijanden ijzeren harnassen aan hebben. Hij moet terug, naar huis, om nieuwe wapens te smeden, heel andere. Hij sluit zich op tot hij klaar is en dan gaat hij er weer op uit. Ik moet helemaal van voren af aan beginnen. De God die ik had is gestorven en de nieuwe is nog niet op de troon gestegen. Ik weet niet eens hoe hij eruit zal zien. Ik denk alleen dat men een man moet zijn om hem in het gezicht te kunnen zien. En daarvoor moet men me tijd laten. Voor God moet altijd tijd zijn op deze wereld En als de oude overste roept: ‘tempo mijne heren’, mag dat voor hem misschien juist zijn omdat hij waarschijnlijk goed staat met zijn God en denkt dat de anderen dat ook doen, maar als er een bij is die niet goed met hem staat, dan heeft de overste voor hem geen gelijk en mag hij van hem geen tempo verlangen. Bij het marcheren van een compagnie moet waarschijnlijk alles tempo zijn, maar bij het zoeken van God bestaat er helemaal geen tempo.’
‘Denken te veel, Orla.’
‘Nee generaal. Ik probeer alleen in te halen wat ik in mijn leven te weinig gedacht heb. We hebben allemaal te weinig gedacht.’
[bron]Ernst Wichert, in: Het simpele leven