Bij alles wat we voor mensen doen en wat er voor ons wordt gedaan is een balans nodig tussen geven en nemen. Het princiep van wederkerigheid is essentieel, want als er geen balans is tussen geven en nemen leidt dit tot gestoorde verhoudingen. Voor veel diensten die je afneemt moet je betalen. Het is ongezond iets helemaal voor niks te doen of voor niks iets te ontvangen. Alles heeft een prijs, al dienen we daarbij niet alleen maar aan geld te denken. Er is een klein onderscheid te maken tussen een economische en een sociale wederkerigheid. Bij de eerste staat het geld centraal, bij het tweede ligt het accent meer op de menselijke relatie, het uitwisselen van elkaars capaciteiten en wederzijdse diensten. Geld wordt in onze maatschappij wel erg overschat. Menigeen denkt dat met geld alles is te realiseren, maar dat is niet helemaal waar. De belangrijkste elementen zoals liefde, geluk, tevredenheid, geborgenheid, mededogen zijn niet met geld te koop. Die hebben te maken met empathie, onderlinge betrokkenheid, met sociale wederkerigheid. Andere dingen zijn echter wel te koop, zoals huizen, paleizen, vliegtuigen, mooie kleding, sieraden, goeie voetballers. Ook dure medicijnen die ons langer laten leven zijn te koop. Daar is allemaal sprake van vooral economische wederkerigheid.
Een oude vrouw die hulpbehoevend is, wordt verzorgd van ’s morgens vroeg tot ’s avonds laat. Ze heeft daar haar leven lang voor gespaard. De beste medicijnen krijgt ze, een aangepast huis, kortom alles is geregeld. Maar de zorgkosten in de maatschappij rijzen de pan uit en overheden moeten een beroep doen op wat burgers zelf nog kunnen. Maar daar is de oude vrouw niet toe bereid. Ze zegt tot niets meer in staat te zijn. Ze betaalt ervoor en ze kan er nog meer voor betalen. En zo komt er een robot in huis die haar uit bed tilt, goede morgen zegt en haar ontbijt klaarmaakt. Ook is er een Spaanse hulpverleenster die de taal niet spreekt maar wel alle noodzakelijke handelingen kan verrichten. Eens in de zes weken staat er een Sinhalese chauffeur met een auto voor de deur die haar voor controle naar het ziekenhuis rijdt.
Met geld is veel te regelen en je kunt er oud mee worden. Je voert er transacties mee: ik betaal en zij draaien. Voor wat, hoort wat. Economische reciprociteit of wederkerigheid vormt een belangrijk gegeven in onze maatschappij en ligt vaak ook nauw verstrengeld met sociale wederkerigheid. Het gaat om accenten. Afhankelijk van de mensen, de situatie en van de soort dan wel de aard van de transactie ligt het accent op het economische of het sociale. We hebben elkaar nodig. Zonder reciprociteit kunnen mensen amper functioneren en in sommige situaties ontdekken we dat economische wederkerigheid niet zonder sociale kan.
Opa Smit is niet meer zo goed ter been en hulpbehoevend. Hij krijgt hulp bij het schoonhouden en opruimen van zijn huis en er worden boodschappen voor hem gedaan. In een evaluatiegesprek komt naar voren dat vrijwilligers veel voor hem doen. De begeleidende professional vraagt of meneer Smit zelf ook niet iets kan doen. Deze wordt wat boos en zegt dat toch duidelijk is dat hij tot bijna niets meer in staat is. Bijna is niet niks, zegt de vrouw in het gesprek. – Een week later belt opa de vrouw op en zegt dat hij vroeger leraar Engels is geweest en dat hij kinderen van de vrijwilligers in de buurt wel Engelse les kan geven. Hij vindt het goed dat hij op die manier iets kan terugdoen.
Het is ook eigenlijk onmogelijk dat mensen iets helemaal voor niets doen. Ze worden ervoor betaald of de dienst vraagt om een wederdienst. Als ze zich kosteloos voor anderen inzetten, doen ze dat omdat ze het fijn vinden iets voor anderen te doen, omdat ze zichzelf nuttig maken en iets te betekenen hebben, misschien doen ze het zelfs om er meer gezag en status door te krijgen. Ze ontvangen dus altijd iets terug voor wat ze doen. Maar degene voor wie ze het doen, dient ook iets terug te doen op het gebied waartoe hij of zij in staat is. Het lijkt me verkeerd als dat niet gebeurt. Te makkelijk denkt men vaak dat dit niet mogelijk is. Iemand die verlamd is kan geld geven, een glimlach schenken of een troostende verhaal vertellen. Iedereen is ergens toe in staat. Iedereen heeft een waarde, heeft mogelijkheden en capaciteiten. Iemand die alleen maar zijn hand ophoudt en niets doet, maakt zich zelf tot een hulpeloze en is in die zin ook niet te helpen. Die heeft lessen in trots nodig om te zien wie die is. Vaak wil men niet zichzelf zijn, heeft men slechts oog voor de eigen gebreken en beperkingen en niet voor de eigen mogelijkheden. Dan is bij voorbaat de balans tussen geven en nemen verstoord en heeft men de eigen autonomie al uit handen gegeven.
In een boek van Nietzsche treedt een profeet op die armen, onwetenden, kreupelen, zieken en gehandicapten kan genezen, maar hij doet dat juist niet. Iedereen moet aanvaarden wie die is, zegt die profeet. Als ik een blinde zijn ogen teruggeef, wordt ie een ander. In plaats van wijsheid uit te stralen kijkt hij naar de vreselijkste dingen waarover hij zich kwaad maakt. Een arme drommel die ineens rijk wordt, verandert gemakkelijk in een gierigaard. De onderdrukte die van zijn onderdrukking bevrijd wordt, groeit snel uit tot een nieuwe onderdrukker en de onwetende die iets te weten komt wordt een betweter. Niemand wil zijn wie die is, zegt de profeet. Iedereen wil een ander worden en zo de eigen verantwoordelijkheid ontlopen.
‘Aanvaard je beperkingen en je ziet wie je bent’, luidt een oud spreekwoord. Natuurlijk kunnen mensen zichzelf veranderen, maar altijd minder dan ze denken.
Participatiesamenleving
In de maatschappij dienen zich grote veranderingen aan. Overheden kunnen veel diensten aan burgers niet meer betalen. De kosten voor de gezondheidszorg rijzen de pan uit. Politie en leger vragen meer geld. Banen en pensioenen verliezen hun zekerheden. De transitie in het sociale domein houdt in dat er meer sociale dan economische wederkerigheid vereist is. De collectieve verzorgingsstaat vraagt meer reciprociteit, wordt een participatiesamenleving waar mensen meer verantwoordelijk zijn voor zichzelf en hun eigen handelen. Dit betekent bijvoorbeeld dat ambtenaren en beroepskrachten die zorg en ondersteuning bieden, een groter beroep doen op wat burgers zelf nog kunnen, dat overheden en bestuurders meer moeten vertrouwen op de kracht van mensen en hun gewoonte moeten afleggen om alles te willen bepalen en onder controle te houden. En voor de burger betekent dit een groter beroep op eigen kracht, vindingrijkheid en betrokkenheid. Andere verantwoordelijkheden brengen andere verhoudingen teweeg, nieuwe vaardigheden en taakverdelingen. Dienst- en hulpverleners moeten afleren alles voor anderen te doen, maar meer hun cliënten stimuleren zelf oplossingen voor hun vragen en problemen te zoeken. ‘Laat u niet teveel wijsmaken over naastenliefde als drijfveer voor hulpverleners en vrijwilligers’, schrijft Bert Keizer. ‘Hulpverlenen is een geweldige vorm van machtsuitoefening, daarom is het ook zo leuk.’ Beroepskrachten, politici en bestuurders worden heden ten dage genoopt meer te luisteren en minder een mening te hebben, te zoeken naar de vragen achter de vragen en oude regels en wetten te herzien. Zo kan er meer wisselwerking ontstaan met de mogelijkheden van medemensen. Dat betekent oog voor meer maatwerk.
Een man uit Bunnik zit in de schuldsanering. Hij kan een baan als lasser krijgen. Er is echter een onoverkomelijke hobbel, want hij moet zelf een laskap aanschaffen en betalen. In de schuldsanering mag hij daar geen geld aan besteden. Het is geen eerste levensbehoefte. De man wordt zo gedwongen zonder werk te blijven. Dan besluit enkele medewerkers van het sociaal team de helpende hand te reiken. Zij betalen de laskap! De man kan aan het werk. De gemeente op haar beurt bespaart zich de bijstandskosten. Dit is een voorbeeld van oude regels opzij zetten en van maatwerk. Maar dat is helaas nog meer uitzondering dan regel.
Veel organisaties, gemeenten en burgers hebben ook geen idee van de kosten die aan algemene regels en niet wederzijdse (autoritaire) manieren van werken vastzitten. Het is dan ook raadzaam de economische en sociale wederkerigheid meer te integreren.
Een man in de bijstand bezit een auto. Vanwege de regels in de bijstand moet hij zijn eigen auto eerst verkopen (opeten). De waarde van die auto is 4000 euro. De man in kwestie is ook vader van drie kinderen die afhankelijk zijn van bijzonder onderwijs. De vader brengt zijn kinderen dagelijks zelf – met de eigen auto – naar school. Nu hij de eigen auto verkoopt, kan dat niet meer. Er wordt een beroep gedaan op de gemeente. Die regelt nu het vervoer. De kosten daarvan bedragen 18.000 € per jaar. Nog groter zijn de bedragen die een uit huiszetting kost. Wanneer er een huurachterstand is van zeg 10.000 euro, worden mensen het huis uitgezet en hun spullen op straat gezet. De maatregelen die daarna genomen moeten worden kosten meer dan 100.000 euro.
We hebben de afgelopen decennia geleerd dat iedereen gelijk behandeld moet worden. Dat berooft mensen van hun eigen capaciteiten. Veel wetten, regels en protocollen zijn daarop gericht: gelijk monniken gelijke kappen. Daarmee schakelen we de context uit, de eigen situatie, de kracht van mensen met hun mogelijkheden en onmogelijkheden, kortom hun reciprociteit. Het is geen eenvoudige exercitie hier veranderingen aan te brengen ook al geven decentralisaties en schaalverkleiningen daar aanleiding toe. Er staan wetten in de weg en veel oude gewoontes. Maar die kunnen en moeten we veranderen.
Piet Winkelaar
april 2016