Wij zijn tegenwoordig gewend en ook verwend om, als we willen weten wat ons morgen te doen staat of als we iets willen opzoeken, gebruik te maken van onze agenda, de boekenkast of de computer. Voor de uitvinding van de boekdrukkunst echter was een goed getraind geheugen van essentieel belang. In het oude Griekenland stond de geheugenkunst in hoog aanzien. Het was vooral Simonides van Keos ( ca.556-468 v. Chr.) die wellicht onder invloed van een oude techniek van barden en vertellers, deze geheugenkunst heeft geïntroduceerd. “Een grote en prachtige uitvinding is het geheugen, altijd van nut zowel voor het leren als voor het leven. Allereerst dit: als je goed oplet (je geest weet te sturen), zal je onderscheidingsvermogen de dingen die erdoorheen gaan (je geest) beter waarnemen. Ten tweede, herhaal wat je hoort, want door dezelfde dingen vaak te horen en uit te spreken komt datgene wat je hebt geleerd volledig in je geheugen. Ten derde, plaats datgene wat je hoort op wat je weet. (…) We plaatsen glimworm op vuur en schijnsel. Dat wat namen betreft. Doe voor dingen het volgende: voor moed plaats het op Mars en Achilles; voor metaalbewerking op Vulcanus.” Om zowel woorden of namen en dingen te kunnen onthouden werd gebruik gemaakt van beelden. Ook Aristoteles en Plato hebben bijzondere gedachten over het geheugen en de herinnering voortgebracht. Aristoteles’ theorie over het geheugen, het onthouden, iets vasthouden en de herinnering, het opnieuw ‘inneren’, is gebaseerd op de kennistheorie die hij heeft beschreven in De Anima (Over de Ziel.’ Het voorstellingsvermogen, zo vindt hij, is de bemiddelende instantie tussen gewaarwording en denken. Aristoteles maakt een onderscheid tussen geheugen en herinnering. Een herinnering is de herovering van kennis of gevoel dat we ooit eerder hadden. Het is een doelbewuste poging onze weg te vinden door de inhoud van het geheugen, en we zoeken daarbij in die inhoud naar datgene wat we ons proberen te herinneren. Van deze poging benadrukt Aristoteles twee principes, die met elkaar samenhangen. Dit zijn de principes van wat wij associatie noemen en van ordening. Als we er bijvoorbeeld van uitgaan dat iets lijkt op, of tegengesteld is aan, of nauw samenhangt met datgene wat we zoeken, zullen we er zeker op stuiten. We zouden ook moeten proberen een ordening van gebeurtenissen of indrukken te heroveren die naar datgene wat we zoeken leidt, want manoeuvres van de herinnering hebben dezelfde ordening als de oorspronkelijke gebeurtenissen; de dingen die we ons het gemakkelijkst herinneren zijn die welke, net als wiskundige stellingen, een bepaalde ordening hebben. Maar we hebben een uitgangspunt nodig, van waaruit we de poging ons iets te herinneren, beginnen .
Het was een gangbaar gebruik in het oude Griekenland om op wastafeltjes te schrijven.
Het werd ook een metafoor voor het innerlijke schrijven of stempelen van geheugenbeelden alsof bepaalde indrukken in de geest worden geprent zoals een zegelring op was. Plato, leerling van Aristoteles gebruikte de metafoor van de zegelring ook, maar hij geloofde, in tegenstelling tot zijn leermeester, dat er tevens kennis bestaat die niet ontleend is aan zintuiglijke indrukken. In ons geheugen, zo stelde hij, zouden zich latent de vormen van de Ideeën bevinden van de werkelijkheid die de ziel al kende voor zij afdaalde naar het leven op het ondermaanse. In zijn ‘Phaedo’ schrijft hij dat alle waarneembare verschijnselen, zoals b.v. boom, moed, goedheid zijn terug te vinden op bepaalde typen waarvan zij de gelijkenissen zijn. In het leven op aarde hebben wij deze typen niet leren kennen, maar wij hebben ze al waargenomen voor ons leven een aanvang nam. Die kennis is in onze ziel geplant en opgeborgen in ons geheugen. Deze bijzondere gedachten van Plato verwijzen naar de ware innerlijke wijsheid van de mens. Hij noemde dat anamnesis of herinnering.
Ook mystici hebben de toegang tot een diepere, andere vorm van bewustzijn gezocht.
In de mystieke traditie, aldus de Belgisch-Amerikaanse filosoof Louis Dupré, is het een algemeen aanvaard beeld dat gewaarwordingen en reflecties worden gedragen door een duurzamer zelf. Het was de psycholoog William James die zei dat ons rationele bewustzijn omgeven wordt door een heel andere vorm van bewustzijn, waarvan het slechts door een ragfijne wand gescheiden is. In het woord herinnering komt duidelijk tot uiting dat de weg naar het verleden de weg naar binnen is. Het gewone bewustzijn richt zich voornamelijk naar buiten en naar de toekomst,terwijl de herinnering zich keert tot de bron van het innerlijke leven .” Ze plaatst de dingen in een nieuwe tijdsstructuur, niet enkel door ze als verleden te stellen, maar óók door ze te verzamelen, ze weg te halen uit de opeenvolging van de oorspronkelijke perceptie. Het woord recollection — weer verzamelen — wijst op dit aspect van het herinneringsproces. Het geestelijk leven bestaat in een voortdurend her-lezen, her-zien, van zichzelf en óók voorbij dat zelf, van de geschiedenis. (….)
Door de poort van de herinnering treed ik het land der innerlijkheid binnen, waar de kern van mijn bestaan zich openbaart. (….) De tijd verwijdert mij voortdurend van mijn oorsprong, de herinnering leidt me naar die oorsprong terug.”
Ook Augustinus heeft in zijn Belijdenissen op de betekenis van de herinnering gewezen. Hij herinnert zich zijn leven niet zoals hij het geleefd heeft, maar zoals hij het gekregen heeft. Carl Gustav Jung schrijft dat met het klimmen der jaren beschouwelijkheid, nadenkendheid en de innerlijke beelden natuurlijkerwijs een steeds grotere rol gaan spelen. Bij het ouder worden laat men zijn herinneringen weer aan het innerlijke oog voorbijtrekken en men begint in te zien wat de innerlijke en uiterlijke beelden van zijn leven betekenen. Hij noemt dat een soort voorfase van, of een voorbereiding op een bestaan in het hiernamaals. “De innerlijke beelden verhinderen dat ik mij verlies in een persoonlijke terugblik.Er zijn veel oude mensen die verstrikt raken in de herinnering aan uiterlijke gebeurtenissen. Ze blijven daarin gevangen,terwijl deze terugblik, als er over nagedacht is en ze in beelden is vertaald, een reculer pour mieux sauter betekent, (teruggaan om verder te springen). Ik probeer de lijn te zien,die tengevolge van mijn leven de wereld in kwam en die nu weer uit de wereld zal vertrekken”
Een herinneringsoefening, het schrijven van je eigen naam
Een man van 35 jaar, maatschappelijk werker, vertelde eens tijdens een seminar nauwelijks herinneringen te hebben van voor zijn elfde jaar. Ik vroeg hem aan een tafeltje plaats te nemen. Hij kreeg een pen en een blad papier. Ik nodigde hem uit zo langzaam als maar mogelijk zijn voornaam, achternaam en adres op te schrijven van de tijd toen hij in de eerste klas van de lagere school zat. Ik vroeg hem ook het jaartal erbij te zetten. Tijdens deze oefening, zo vertelde hij later, kwamen beelden uit zijn eerste klas van de lagere school naar boven. Hij zag de juf en de kinderen en ‘proefde’ zelfs de sfeer in de klas. Hij was erg onder de indruk en realiseerde zich plotsklaps dat wellicht de vroege dood van zijn vader — hij was de oudste zoon en moest daarna hard aanpakken in het gezin – niet alleen zijn herinneringen had doen verdwijnen, maar ook zijn onbezorgde jeugd.
Uiteraard is deze oefening niet voor iedereen zo enerverend.
Door zeer langzaam te schrijven wordt het vroeger geleerde handschrift met allerlei gradaties van stijlen die toen gangbaar waren weer manifest.
Bij navraag blijkt dat tijdens het uiterst langzaam schrijven allerlei herinneringen en associaties naar boven komen uit de vroege schoolperiode.
Gabriël Prinsenberg
Zie ook Biografisch leren en werken, het levensverhaal in kaart brengen. Uitgeverij SWP 4e druk, 2020