Een tuinhuis, dat leek me wel wat. Maar wat voor modellen zijn er te koop? Je blijft in de blokhut-sfeer, en dat was niet wat ik zocht. Maar of er iets beters was, dat wist ik niet.
Tot ik in een tuincentrum een tuinhuis vond, helemaal van glas. Eigenlijk is het een hobby-kas, maar dan 12 kantig en met een dak als een koepeltje. Ik vond het geweldig. Ik heb onder de eikenbomen nog een hoekje waar het prachtig zou passen. Joos zei meteen heel royaal: ‘die krijg je van mij’. (Dat betekende wel, dat ik in de loop der jaren, als ik de roem van mijn huisje bezing, de vraag van Joos krijg: ‘van wie heb je dit eigenlijk gekregen?’ Hij wil wel steeds genoemd worden).
Als particulier kon ik dat tuinhuis niet bestellen, en ik had geen zin om een tuincentrum-multinational daaraan te laten verdienen. Ik vond toen op de catalogus geen adres, maar een registratie bij de Kamer van Koophandel Roermond. Daar moest ik dus zoeken. Nadat ik het gevonden had heb ik de tuinman die me had geholpen had bij de aanleg van mijn tuin opdracht gegeven om het te bestellen.
Het is een ‘gem’. Als het een beetje regent of waait: in het huisje zit je goed. Door de glasconstructie zit je eigenlijk helemaal in de tuin. Je kunt er gezellig met 4 man eten, en er is een ruime bloementafel, waar tropische planten uitstekend bloeien. Eerst een Clematis die ik ’s winters binnen moet halen en afknippen. Die loopt dan volgend jaar weer uit vanuit niks tot wonderschone bloemenranken. Bloeit heel vroeg tot eind juli met grote witte bloemen met een paars hart, de Clematis ‘sieboldii’. Daarna de Gloriosa. Die kweek ik ieder jaar uit knollen die ik verzamel in de herfst en los inpak in kranten, en het volgend jaar weer in potten stop. Rood met een gele rand. Dit jaar heb ik ook roze. Dan valt er nog meer te klimmen, zoals de Winde Morning Glory (eenjarig). Een Plumbago of Mannentrouw, ook wel Loodplant genoemd vanwege de blauwe bloemen (’s winters binnen). En verder aangevuld met prachtige extra bloemen: blauw, roze, geel; een donkerrode blad-Begonia. Diverse Knolbegonias, wat een prachtbloemen. Elk jaar anders. Daarbij zie je soms ook ineens een oranje kleur, de kat Petertje die zich in de bloempotten nestelt. Niet tot plezier van de planten overigens.
Kortom, u begrijpt, je weet niet wat je ziet.
Dat tuinhuis is gewoon een extra huisje. We zitten er veel. Als er veel zon is gaat de deur open want dan is het gauw te heet. Er is elektrisch licht en een electrisch kacheltje, maar ’s winters gebruiken we hem niet want dan is de omringende tuin zo somber, eigenlijk niet fijn om te zijn. Dor en desolaat.
Toen dit najaar een groep bouwvakkers mijn huis opschilderde en het dak repareerden, werd het huisje omgedoopt tot cantine. Daar stond altijd koffie. Ze vonden het geweldig en ik had geen mannen over de vloer in mijn keuken.
Twee jaar geleden klemde de deur. Ik had het adres niet meer van de man die het bouwpakket in elkaar had gezet. We zijn toen naar de leverancier in Roermond gegaan, en troffen een treurige ondernemer aan. Door de crisis was hij al zijn geld kwijtgeraakt en was het bedrijf in beslag genomen. Hij was letterlijk in tranen: ‘Gelukkig heb ik een lieve vrouw en geweldige kinderen, en dat is het belangrijkste…’ Maar hij wist nog wel wie die technicus was van 10 jaar daarvoor. Die was gepensioneerd, maar repareerde de deur wel voor ons. ‘Hoe hebt u dat nou gefixt?’ vroeg ik. ‘sssst’ zei hij, met zijn vinger voor zijn mond.
Liebje Hoekendijk