Jan van Ingen Schenau, Senior en werkzaam geweest als specialist ouderengeneeskunde, schreef het op eigen initiatief dit boek.
Niet voor niets staat er op de cover van dit boek Medicijnen voor Senioren en `Weet wat je slikt’. Hoewel ons lichaam heel wat kan hebben en we heel wat potjes kunnen breken vóór er echt niets misgaat, is de leeftijd de grote spelbreker. De reserves raken op en we worden kwetsbaarder, waardoor de kans op ziekte toeneemt. Gelukkig kunnen geneesmiddelen vaak nog voor jaren kwaliteit van leven zorgen. Maar er is een behoorlijke keerzijde. Medicijnen zijn verre van onschuldig en ernstige bijwerkingen of nog erger liggen op de loer. Als we meerdere geneesmiddelen tegelijkertijd gebruiken, kunnen die elkaars werking zodanig beïnvloeden dat er eveneens problemen dreigen te ontstaan. Daarom is het essentieel dat we weten wat we slikken. Door meer kennis van medicijnen kunnen we de `waakhond’ van ons eigen lichaam en geest zijn en tijdig aan de bel trekken als we medisch gezien onraad ruiken. Bovendien kunnen we als gesprekspartner van de arts deelgenoot worden in onze eigen therapie.
Waarom was dit boek nodig?
Een belangrijke reden om dit boek te schrijven is om inzicht te geven in wat medicijnen zijn: waar ze vandaan komen en wat ze doen. Zo zullen de indianen uit het Braziliaanse oerwoud nooit bevroed hebben dat het slangengif dat zij op de punten van hun pijlen bevestigen, de basis heeft gelegd voor medicijnen tegen hoge bloeddruk en hartfalen. Soms wordt een medicijn toevallig ontdekt, zoals amantadine, een middel tegen griep. Een vrouw met de ziekte van Parkinson was wat grieperig en kreeg dit middel voorgeschreven. Ze merkte dat haar Parkinsonsymptomen verbeterde. Dit werd de aanleiding om het medicijn ook bij de ziekte van Parkinson toe te passen.
Veel geneesmiddelen zijn door grondig onderzoek ontwikkeld en veel van de wetenschappers die daaraan bijgedragen hebben, zijn afgereisd naar Oslo om de Nobelprijs in ontvangst te nemen. Na de Tweede Wereldoorlog nam het arsenaal aan medicijnen bijna explosief toe en vele wetenschappers die daaraan hebben bijgedragen, zijn afgereisd naar Oslo om de Nobelprijs in ontvangst te nemen. De ene nieuwe ontwikkeling volgde de ander op. Zo zag ik als medisch student eind jaren zestig van de vorige eeuw tijdens een college een film met een man met de ziekte van Parkinson. Hij zat stokstijf op een stoel, maar toen hij het nieuwe medicijn L-dopa kreeg, `stond hij op en wandelde’. Het was fascinerend en bizar tegelijkertijd.
Hartpatiënten konden weer ademhalen en een goede toekomst tegemoet zien. Wat een schril contrast met de tijd toen President Roosevelt leed aan hoge bloeddruk en hartfalen. Digitalis en zoutbeperking waren de enige therapie. Had hij in onze tijd geleefd, dan had hij daarvoor een effectieve therapie gekregen. Hij overleed vlak na D-day.
Een andere belangrijke reden is om te schrijven over medicijnen voor senioren. Dus het goed informeren over geneesmiddelen op oudere leeftijd, juist ook omdat enerzijds medicijnen voor heel veel kwaliteit van leven kunnen zorgen, maar anderzijds ook omdat er heel wat gevaren van bijwerkingen op de loer liggen. Bovendien zijn een heleboel medicijnen wetenschappelijk gezien niet bij ouderen onderzocht, maar vooral bij volwassenen. Geneesmiddelen die uit die onderzoeken als effectief naar voren kwamen, werden en worden ook toegepast bij ouderen. Zonder natuurlijk echt te weten of ze bij senioren óók effectief zijn. Dit beleid is natuurlijk ook wel terecht, omdat er anders veel minder medicijnen voor senioren beschikbaar zouden zijn. Gelukkig neemt het aantal onderzoeken bij ouderen nu ook toe.
Nog een belangrijke reden is dat wanneer wij meer kennis van zaken krijgen, we onze eigen `waakhond’ kunnen zijn. We hebben zicht op onze aandoeningen, we kennen de medicijnen die we gebruiken en volgen de symptomen van ons eigen lichaam. Maar belangrijk is ook dat we mee kunnen beslissen over onze eigen behandeling en een gesprekspartner van de huisarts worden. Want ook de huisarts weet niet alles en misschien komt hij door een opmerking van ons op andere gedachten over de therapie. En misschien is hij of zij een keer vergeten om bloedonderzoek aan te vragen. En omdat wij, door onze kennis van zaken, weten dat dat om het half jaar moet gebeuren, trekken we aan de bel. En het zou me niet verbazen als de huisarts daar ook blij mee is, want als arts en patiënt een team gaan vormen dan is de kans groot dat het aantal medische fouten afneemt.
Zo had ik zelf om de 3 jaar een vast onderzoek. De huisart of ik kregen geen bericht van het ziekenhuis en nadat ik na een maand nog niets had gehoord, heb ik gebeld. Ik werd meteen ingepland en gelukkig was de uitslag dat ik niet meer terug hoefde te komen. Maar het had ook kunnen zijn dat de uitslag ongunstig was geweest en al helemaal als ik niet aan de bel had getrokken, want dan was er weer een hele tijd overheen gegaan. En mijn ervaring zal één van de vele voorbeelden zijn.
Meer informatie en boek bestellen via de website www.medicijnenvoorsenioren.nl/