Wat dacht je nou, riep hij met nog luider stem, dacht je dat het er voor mij omgaat dat ze zoveel onzin uitkramen? Nee, dat is het heus niet. Ik mag het zelfs wel wanneer die lui dat doen. Dat lege geklets is immers het enige privilege dat de mens boven de andere levende wezens bezit. Als je erop lost kletst kom je ten slotte toch bij de waarheid terecht. Ik ben juist daarom mens omdat ik in staat ben dat te doen. Er is nog nooit een waarheid bereikt voordat er eerst veertig maal misschien zelfs wel honderdveertig maal omheen is gezanikt en dat is in mijn soort ook zeer eervol. Maar we verstaan niet eens de kunst om dat met eigen geest te doen. Klets jij maar tegen me zoals je wil maar klets op je eigen manier en dan zal ik je zelfs kussen. Op je eigen manier te kletsen is beter dan op de wijze van een ander die het bij het rechte eind heeft. In het eerste geval ben je een mens, in het laatste geval ben je een papagaai. De waarheid verdwijnt niet, maar door een andermans waarheid uit te kramen kun je je eigen leven kapot slaan. Daar zijn voorbeelden genoeg van aan te wijzen. En waar zijn wij nu aan toe? Wij allemaal zonder uitzondering, wij zitten met de wetenschap, de ontwikkeling, de gedachtewereld, de uitvindingen, de rede, de ervaring, ja met alles, alles, nog maar in de voorbereidende klas van een gymnasium. We hebben er nog steeds een genoegen in op andermans geestesuitingen te vegeteren en ons daaraan zat te vreten. Is het soms niet zo? Heb ik geen gelijk?
[bron]F. Dostojewski, in: Schuld en boete