Kiezen

 

Joos kan niet kiezen. Hij is als Winnie de Poeh. Toen die op bezoek ging bij Konijn en deze vroeg wat hij op zijn boterham wou, honing of gecondenseerde melk, zei hij: ‘Allebei, maar de boterham hoeft niet’.

Toen Joos dus klimrozen ging kopen voor over zijn schuur in zijn tuintje in den Haag, moest hij kiezen. Ofwel een witte Rambler (dat zijn klimrozen die maar een keer per jaar bloeien, maar dan zo overvloedig dat je niet weet wat je ziet, en waarvan de plant heel groot wordt), of een gewone witte klimroos zoals Sneeuwwitje (waar ik het al over heb gehad). Hij koos dus niet en nam ze allebei en plantte ze naast elkaar. Ik moet zeggen: het resultaat is verbluffend. Nu is dit jaar een topjaar voor klimrozen, maar ik heb nog nooit gezien hoe prachtig het is als je kleine trosrozen en grotere enkele rozen in dezelfde kleur door elkaar laat groeien. De Rambler gaat niet omhoog, zoals we hoopten, maar opzij, zodat je als je langs loopt in je haar wordt gegrepen. Na de bloei wordt hij rigoureus teruggeknipt. Zonder systeem, hap hap, het is net onkruid en hij zal volgend jaar toch nog meer bloeien.

Maar de ruimte in de tuin is beperkt. Als je een afweging maakt tussen bloeiende struiken heb je bijvoorbeeld aan de ene kant de Rododendron: prachtige grote bloemen in de mooiste kleuren, maar die bloeit maar 3 weken en de rest zit je met saai donker blad en een hardgroeiende struik die alle voedsel en vocht uit de omgeving wegzuigt. Probeer maar eens naast Rododendrons een mooie Ridderspoor te kweken. Lukt niet. Die dus aan de ene kant, en aan de andere de Viburnum Tinus ‘Eve Price’ die korter niet dan wel bloeit. Hij begint in oktober en gaat de hele winter door tot ver in het voorjaar, telkens met nieuwe bloemen. Eenvoudige roze-witte bloemschermpjes, maar ze staan bijvoorbeeld heel mooi in kerstdecoraties.

Nou heb ik makkelijk praten, ik heb 5 Rododendrons en ook een Viburnum, Vier Rodondendrons kwamen in de plaats van een gigantische flets-roze Rodo, die ik heb omgezaagd. Ik heb er ook een in een pot. Die blijft dus lekker klein. De Viburnum heb ik van mijn dochter gekregen. Deze staat tegen de keuken aan, op het noorden n.b. en op slechte grond, maar ik groet hem dankbaar. Tussen die uitersten moet je telkens kiezen en afwegen.

Ik doe dat eigenlijk niet. Ik koop wat ik mooi vind en prop het ergens tussen. Wat tegenvalt, zoals een Kornoelje met kleine bloemen, wil ik eigenlijk wegdoen want hij geeft me geen plezier en neemt ruimte in, maar dan komt Joos weer en die vindt dat zielig want we hebben hem eerst met zoveel moeite opgekweekt. (veel water moeten geven).

CannaMijn tuin is dus een voorbeeld van niet-kiezen. Het staat toch helemaal niet dat je potten grote tropische planten hebt zoals Amaryllissen (wit en blauw, wat bloeien ze gigantisch dit jaar, een vriendin zei dat ze dit formaat alleen nog maar in de Hortis had gezien!); 15 Canna’s, ook een tropische plant met grote bladeren, bloemen in alle kleuren (bloeien later). En dan daarnaast wat borderplanten en dan ook veel wilde bloemen. Naast de Amaryllis staat nu een wolk van Moeras-Spirea, een wilde plant witte pluisbloemen die groeit langs sloot en plas. Dit jaar rondom de hele vijver, moet nodig verminderd worden. En neem de Kaardebol, ook een wilde slootkantplant, lijkt op een distel maar dan zachter, en dat naast de grote bloemen van de Daglelie (bij mij in chocoladebruin en roze/creme). Klopt niks van. Maar het is wel een paradijs. Ik troost me maar met een uitspraak van Gardeners World, het tuinprogramma van BBC2 op vrijdag. Die hadden het over de aanleg van een ‘Cottage Garden’, zo’n romantische ouderwetse tuin vol bloemen. Vraag: ‘hoe plan je een cottage garden?’. Antwoord: ‘niet’.

 

Liebje Hoekendijk

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

*