Kabinet voorkomt strijd tussen jong en oud om laatste ic-bed

En toen was er plotseling in alle Covid-duisternis een helder lichtpuntje: het kabinet verbiedt artsen bij wet om jongeren op niet-medische gronden voorrang te geven op ouderen bij de toegang tot de intensive care. Eerlijk is eerlijk, dit kwam niet echt als een verassing, want het kabinet had al eerder bezwaar gemaakt tegen selectie op leeftijd en een meerderheid in de Tweede Kamer had dit ondersteund. Toch is het van belang dat de regering en een politieke meerderheid zich in het licht van de dreiging van ‘code zwart’ bij de ziekenhuizen nogmaals en nu ook met wetgeving duidelijk uitspreekt tegen een strijd tussen jong en oud bij de toegang tot de ic’s.

Het is betreurenswaardig dat de artsenorganisaties zelf hebben veroorzaakt dat de politiek tegen hun (mogelijke) opstelling in het geweer komt. Op 16 juni publiceerden de artsenorganisaties immers een draaiboek dat een leidraad moest bieden voor het geval artsen door een heropleving van Covid-19 besmettingen voor de vraag zouden komen te staan wie dat resterende vrije IC-bed krijgt. Uitgangspunt was het zogeheten ‘fair innings-argument’. In deze redenering, die vanaf eind vorige eeuw werd gepropageerd door sommige angelsaksische filosofen, worden patiënten ingedeeld naar ‘generatie’, in blokjes van 2 decennia: 0-20, 20-40, 40-60 en 60-80 en ouder. Behoor je tot een ‘vroeg’ blokje, dan zou je volgens de aanhangers van het fair innings-argument een grotere morele aanspraak hebben op (dure, schaarse, specialistische) medische zorg dan degenen die behoren tot een oudere generatie. Waarom? Omdat iemand die jonger is minder jaren van zijn leven heeft kunnen genieten dan iemand die ouder is.

Hoewel deze gedachte sommigen intuïtief aantrekkelijk voorkomt vanwege de suggestie van altruïsme – je ‘gunt’ de jeugd wat – heeft dit idee toch vooral zeer onaangename en onacceptabele implicaties. Vroege voorstanders als Norman Daniels en John Harris waren daar heel duidelijk over. Daniels bepleitte een systeem waarin levensreddende behandelingen werden gereserveerd voor mensen jonger dan 75. Harris meende dat een ‘fair share of life’ al was bereikt als iemand 70 jaar werd, aangezien hun ‘fair share of resources’ dan zou zijn opgebruikt – alsof aantal IC-bedden, personeel, beademingsapparatuur en medicijnen natuurfenomenen zijn in plaats van resultaat van beleidsbeslissingen; vergelijk bijvoorbeeld de resources op dit gebied in Nederland en Duitsland.

Zoals Michael Rivlin twintig jaar geleden al vaststelde wordt daarbij uitgegaan van een wezenloos concept van leven. Terecht merkte Fleur Jongepier  in reactie op het draaiboek in De Volkskrant op dat er helemaal geen bepaalde levensduur bestaat die op een gegeven moment ‘op’ zou zijn. Een mensenleven is niet zoiets als een koek of een taart, waarvan je een stuk kan delen met een ander, jong of oud. We kunnen überhaupt geen deel van ons leven – zeg een paar jaar – schenken aan een ander.

Aanhangers van deze redenering verkiezen een leeg en arbitrair begrip van rechtvaardigheid – dat recht moet geven op ‘een eerlijk stuk mensenleven’ – boven het uitgangspunt van menselijke waardigheid. Dat laatste principe verdraagt zich niet met noties als bonus-tijd en een leven dat ‘op’ is vanwege het bereiken van een bepaalde leeftijd. Zoals medisch ethicus en verpleeghuisarts Hans van Delden 18 jaar geleden schreef in Medisch Contact dreigt dergelijk gedachtengoed bij te dragen aan ‘probleemdenken over ouderen’. Bovendien wees hij erop dat dergelijke redeneringen niet toepasbaar zijn in de medische praktijk: ‘Geen dokter zal haar patiënt uitleggen dat hij zelf destijds heeft ‘gekozen’ voor een systeem van verdelende rechtvaardigheid à la Daniels, waardoor zijn huidige nood helaas niet kan worden gelenigd. Dat is strijdig met het wezen van hulpverlener-zijn: hulp verlenen als iemand daarom vraagt. Het zal evenmin worden geaccepteerd als artsen ouderen vertellen dat het nu wel ‘mooi genoeg’ is geweest – ze hebben hun fair innings gehad.’

Het is bedenkelijk dat de artsenorganisaties zich meenden te moeten oriënteren op deze redenering en dat ze daarbij moeten worden teruggefloten door de politiek. Maar het is positief dat de politiek dat doet vanuit een beroep op het uitgangspunt van fundamentele gelijkwaardigheid van alle mensen en dat daarmee wordt geweigerd om de belangen van jongere en oudere generaties bij verder leven tegen elkaar af te zetten: ‘Ieder mensenleven is evenveel waard.’

 

Prof. dr. I. Weijers,

Amsterdam

 

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

*