Jan Toorop als dalang

In maart verschijnt het boek Jan Toorop als dalang, geschreven door Martine Delfos. Het boek verschijnt eenmalig in een genummerde en gelimiteerde oplage van 500 exemplaren.

Uit het voorwoord:

Jan Toorop (1858-1928) kan gezien worden als nestor van de Nederlandse kunstwereld aan het begin van de 20ste eeuw.
Een periode waarin de vaderlandse kunst sterk voor de dag kwam. Opmerkelijk genoeg valt er echter in de kunstgeschiedschrijving in Nederland, als het gaat om kunstenaars van de late 19de en vroege 20ste eeuw,
nog veel te doen. Elke publicatie die de kennis van én het denken over een kunstenaar uit die periode verbreedt, juich ik toe. Zo ook dit boek van Martine Delfos. Bij toeval zag ze reproducties van De kruisweg van Jan Toorop. De veertien originelen hangen al sinds 1919 in de Bernulphuskerk in Oosterbeek, waarop Toorop de opdrachtgeefster, haar familieleden en dorpsgenoten van Oosterbeek als modellen gebruikte voor met name de figuranten op de panelen.
Delfos’ net even andere manier van formuleren dan gebruikelijk in kunstgeschiedschrijving en haar durf om te interpreteren en waar te nemen, werken verfrissend.

Toorop onderscheidde zich van zijn generatiegenoten door zijn internationale contacten. Hij was goed ingevoerd in internationale ontwikkelingen, wat hij terug liet komen in zijn werk. Hij hanteerde met succes verschillende stijlen.
In die zin was Toorop een kameleon, waardoor het achteraf moeilijk te zeggen is wat uiteindelijk zijn signature style is. In de kruisweg lijken zijn wezen als Indische man, zoals hij zichzelf noemt, en zijn levensweg samen te komen.
Delfos beschrijft de weergave van de beweging in de veertien panelen en noemt Toorop de Dalang, de schimmenspelspeler afkomstig van Java. Het schimmenspel is onlosmakelijk verbonden met de cultuur van het eiland. Om vanuit het spel van de Wajang naar De kruisweg te kijken, is een verrassende manier
om naar het werk in de Bernulphuskerk te kijken. Delfos gaat zo ver om het als een eigen stijl van Jan Toorop te benoemen, de Klitikstijl, naar de poppen van het schimmenspel. Ik zelf zie vooral ook het hyperrealisme van die tijd terug komen. Een harde stijl, maar hier gecombineerd met een haast naïeve vormentaal, die ontstaat door de versimpelingen die Toorop heeft toegepast.
De gezichten wekken een indrukwekkende empathie op. Je kunt je gemakkelijk verplaatsen in de afgebeelde personen, wat belangrijk is, omdat een kruisweg hét verhaal moet vertellen én laten voelen. Toorop voelde het als zijn taak om die belevenis bij de kijker op te roepen.
Het boek van Martine Delfos dat u nu in handen heeft, is een mooi voorbeeld van een uitwisseling tussen vakgebieden. Het gaat over kunst, maar ook over psychologie en letterkunde. Hiermee wordt de samenhang tussen het werk en de persoon Toorop verbreed. Die samenhang vond Delfos onder meer in een van Toorops laatste werken: De levenskunstenaar, dat uit haar analyse als een iconisch werk tevoorschijn komt.
Het is jammer dat we in de 20ste eeuw religieuze thematieken in de kunst zijn gaan wantrouwen. In de laatste fase van Toorops leven, speelde de religie en de kerk een onontbeerlijke rol. De realistische kunst uit de decennia rond en na De kruisweg zijn door de Tweede Wereldoorlog in de vergetelheid geraakt. Onder andere door de associatie met het nazisme, waar Toorop overigens niets mee te maken had. Dat wantrouwen viel Toorop postuum ten deel, net als dat bij veel generatiegenoten gebeurde. Ook Delfos aarzelde om een religieus onderwerp ter hande te nemen, maar vond dat kunst moest prevaleren in een tijd van ‘Scheiding van Kerk en Staat’ en van ‘Ontkerkelijking’.
Toorop zou het alleen maar mooi en eervol gevonden hebben dat we, ruim honderd jaar na het afronden van zijn opdracht, nog steeds zijn werk tegen het licht houden en waarderen. En dat mensen als Martine Delfos met nieuwe impulsen komen om na te denken over dit werk. Hij heeft zijn opdracht toentertijd serieus genomen en met liefde en aandacht uitgevoerd.
Dat Delfos met aandacht en liefde een vergeten episode uit zijn oeuvre beschrijft, toont maar weer eens hoe kunst zich van tijd tot tijd onverwachts kan oprichten.

 

Benno Tempel
Voormalig Directeur Kunstmuseum Den Haag,
thans Directeur Kröller-Müller Museum Arnhem

 

 Het gebonden boek is in iedere boekhandel te bestellen en uiteraard ook via de uitgeverij via deze pagina

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

*