Ik leg het je nog één keer uit!

Ik leg het je nog één keer uit

Willem de Vos tekende korte humorvolle verhalen op rond leren en onderwijs, onder de titel ‘Ik leg het je nog één keer uit’. 50pluswereld publiceert een kleine selectie:

 

 

Zonder zijwieltjes

De methode van mijn vader om ons te leren fietsen was gebaseerd op de natuurkunde en de zwaartekracht. Niet op opvoedingstheorieën. Onze achtertuin was nogal uitgestrekt. Hij liep over in een steile helling met gras, waar je in de winter heerlijk vanaf kon sleeën. Ik wist niet dat het ook papa’s terrein was om me te leren fietsen. Ik weet nog dat mama zei dat ik nog te jong was. ‘Denk aan wat er met Wim gebeurde!’ Hij hield er een arm in het gips aan over. Maar dat hield mijn vader niet tegen.
We stonden boven aan de heuvel en keken naar beneden. Als je op een slee zat, leek de heuvel veel minder steil dan wanneer je op een fiets zat en je vader op het punt stond om je naar beneden te duwen, omdat hij een hekel had aan zijwieltjes.
Ik herinner me van de dag waarop ik leerde fietsen vooral de enorme angst die ik voelde. Toen hij zei dat ik op de fiets moest stappen, wilde ik eerst niet. Maar binnen een minuut zat ik op de fiets zonder zijwieltjes. Ik had nog maar nauwelijks het stuur vast, toen papa me een duw naar beneden gaf. Ik wilde eraf springen, maar ging al te hard. Eerst deed ik mijn ogen dicht. Toen raakte de fiets een steen en schoot scherp naar rechts. Maar wonder boven wonder bleef ik in balans. Natuurlijk bleef ik in balans. Ik stuurde of mijn leven ervan afhing.
Toen ik onder aan de heuvel kwam, zat ik te beven als een rietje en voelde ik me als versteend, maar ik fietste wel zonder zijwieltjes.

 


Antwoorden

In de tijd dat Einstein actief was als hoogleraar nam hij natuurlijk ook tentamens af. Zijn tentamens waren gevreesd en menig student deed er twee of drie keer over om een voldoende te scoren.

Eens kwam een student die een tentamen voor de tweede keer deed naar Einstein toe en zei zacht: ‘Professor, de vragen van dit tentamen zijn precies dezelfde als die van vorig jaar.’

Einstein antwoordde: ‘Jawel, maar de ontwikkelingen in mijn vak gaan zo snel dat dit jaar alle antwoorden anders zijn.’

 


Praten

Sommige ouders maken zich grote zorgen over het late tijdstip waarop hun kind gaat praten.

Albert Einstein zou volgens de overlevering pas op z’n vierde zijn begonnen met praten. Het eerste wat hij toen gezegd zou hebben was: ‘De soep is te heet.’
Op zich al heel bijzonder natuurlijk dat een kind eerst helemaal niets zegt en dan opeens met een keurige zin van vijf woorden komt aanzetten. Maar het wordt nog mooier. Op de vraag waarom hij daar nu pas mee kwam, antwoordde hij: ‘Tot nu toe was alles in orde.’

 

 


Wisselgeld

Een hoogleraar nam zijn studenten een moeilijk tentamen af. De omvang van de stof was enorm en het was behoorlijk ingewikkeld. Het tentamen stond bekend als een “struikeltentamen”, dat weinig studenten in één keer haalden. Toen de beschikbare tijd voorbij was leverden alle studenten hun werk in. Een van de studenten had met een paperclip een biljet van honderd euro aan zijn werk vastgehecht. Op het begeleidende briefje stond slechts: “1 euro per punt”
Twee weken later had de professor het werk nagekeken en deelde hij de resultaten uit.
Ook de student in kwestie kreeg zijn resultaat terug. Er stond geen cijfer op zijn werk. Maar in een enveloppe die met een paperclip aan zijn werk gehecht was, zat zesenvijftig euro aan wisselgeld.

 


Laarzen

Wijnie vraagt de juf om haar te helpen met het aantrekken van haar laarzen, aan het einde van een hectische dag. Het gaat niet vanzelf, maar met enige moeite lukt het de juf om de laarzen, die wat aan de kleine kant zijn, aan te krijgen. ‘Ze zitten aan de verkeerde voet, juf’, mompelt Wijnie verlegen. ‘Verdraaid, je hebt gelijk’, roept de juf uit, terwijl ze haar best doet om kalm te blijven, en ze helpt haar om de laarzen om te wisselen.
‘Dit zijn mijn laarzen niet, juf’, mompelt Wijnie.
De juf moet alle zeilen bijzetten om rustig te blijven en vraagt haar waarom zij dat niet eerder heeft gezegd. Ze gaat weer op haar knieën zitten en helpt haar de laarzen uit te trekken.
‘Het zijn mijn laarzen niet, ze zijn van mijn broer, maar dat mocht ik van mijn moeder tegen niemand zeggen.’
De juf vecht tegen haar tranen. Helpt haar opnieuw in haar laarzen. Trekt haar haar jas aan en doet  haar haar das om.
‘Waar zijn je handschoenen, Wijnie?’ vraagt ze vervolgens.
‘Oh juf, die doe ik altijd in mijn laarzen’, is het laconieke antwoord.

 


Liefde

Jaren geleden gaf een hoogleraar onderwijssociologie een groep afstuderende studenten de volgende opdracht: ‘Ga naar de sloppenwijken, zoek tweehonderd jongens tussen twaalf en zestien jaar en breng hun achtergrond en hun omgeving in kaart. Geef op basis daarvan een voorspelling voor hun toekomst.
De studenten spraken met de jongens, verzamelden onderzoeksdata, lieten er modellen op los en concludeerden dat negentig procent van de jongens enige tijd in de gevangenis zou doorbrengen.

Vijfentwintig jaar later kreeg een andere groep afstudeerders de opdracht om de voorspelling te controleren. Ze gingen naar hetzelfde gebied. Sommige van de jongens, inmiddels mannen, woonden daar nog. Enkelen waren overleden. Maar ze vonden nog honderdtachtig mannen van de oorspronkelijke groep terug. Ze ontdekten dat slechts vier van de tweehonderd jongens ooit in de gevangenis beland waren.
Toen ze onderzochten hoe dit uitzonderlijke resultaat te verklaren was, in een omgeving die een broedplaats is voor criminaliteit, stuitten ze steeds op dezelfde reactie: ‘Nou, er was een lerares …’

In vijfenzeventig procent van de gevallen bleek het om dezelfde lerares te gaan. De onderzoekers zochten haar op, inmiddels woonde ze in een verzorgingshuis. Hoe had zij toch zo’n opmerkelijke invloed op die jongens kunnen hebben? Wat was de reden dat zo veel jongens haar naam noemden na vijfentwintig jaar?

‘Nee,’ zei ze, ‘ik zou het echt niet weten.’ En toen zei ze zachtjes, meer tegen zichzelf dan tegen haar bezoekers: ‘Ik hield van die jongens …’


Genetica
De leraar was ten einde raad en wist echt niet meer wat hij met Willem aan moest.
‘Willem, hoe krijg ik jou in vredesnaam een keer stil in mijn les?’ vroeg hij. ‘Jij ratelt maar door van het begin tot het eind.’
‘Sorry, meneer, dat kan ik niet helpen,’ reageerde Willem, ‘ik ben erfelijk belast op dat punt.’
‘Erfelijk belast? Hoezo? Wat bedoel je?’ vroeg de leraar.
‘Nou,’ zei Willem, ‘mijn overgrootvader was standwerker op de markt, dus die leefde van zijn woorden. Mijn opa is dominee, dus die is altijd aan het woord, daar krijgt niemand een speld tussen. Mijn vader is leraar, net als u. Dan is het toch niet zo gek dat ik mijn mond niet kan houden?!’
‘Ja,’ zei de leraar, ‘maar genetische invloed komt niet van één kant, hoe zit het dan met je moeder, Willem?’
Willem antwoordde: ‘Mijn moeder is een vrouw, meneer.’

 


Bron: Ik leg het je nog één keer uit: om en nabij de honderd verhalen over leren en leven

 

Ik leg het je nog één keer uit
Ik leg het je nog één keer uit

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

*