Erfbelasting is een effectief beleidsinstrument om de hoge en toenemende vermogensongelijkheid in Nederland en België in te perken en de negatieve gevolgen van vermogensongelijkheid voor individuen en de samenleving als geheel aan te pakken. Hogere progressieve erf- en schenkbelasting is niet alleen eerlijker en efficiënter, het vult de schatkist bovendien.
[ Een artikel van Lei Delsen in het tijdschrift Geron.]
Scheve vermogensverdeling
De vermogensverdeling in Nederland is relatief scheef. Binnen de groep van OESO-landen is in Nederland de vermogensongelijkheid na de Verenigde Staten het hoogst. De meest vermogende 10% huishoudens in Nederland bezat in 2019 63% en de top 1% huishoudens bezat 27% van het totale netto (bezittingen minus schulden) vermogen. In België is de vermogensongelijkheid een van de laagste: in 2017 bezat de top 10% huishoudensbezit 43% en de meest vermogende 1% bezat 16% van het totale netto vermogen (Bron: OESO Wealth database). Door belastingontduiking en -ontwijking wordt de vermogensconcentratie aan de top waarschijnlijk onderschat. In België is het aandeel van de onderste 50% in het netto vermogen vijf keer zo groot als in Nederland (Van de Gaer, 2020). De vermogensongelijkheid uitgedrukt met de Gini-coëfficiënt, waarbij 0 staat voor volledige gelijkheid en 1 (of 100%) voor maximale ongelijkheid was in 2020 in Nederland 78% en in België 63%.
In België zijn private vermogens in hoofdzaak (70%) afkomstig uit geërfd vermogen (Van de Gaer, 2020). Onderzoek in Nederland laat zien dat erfenissen en schenkingen weinig effect hebben op de vermogensongelijkheid. De wettelijke mogelijkheid van overerven van vermogen houdt de vermogensongelijkheid in stand; ook in België (De Beer e.a., 2018; CPB, 2019; Van de Gaer, 2023).
Toename vermogensongelijkheid binnen en tussen generaties
In de toekomst zal door vermogensoverdrachten – erfenissen en schenkingen – niet alleen de vermogensongelijkheid tussen generaties, maar ook de vermogensongelijkheid binnen generaties toenemen (OESO, 2021). De waarde van de erfenissen stijgt in de tijd. Bovendien, als gevolg van de langere levensverwachting, zullen de toch al hoge vermogensconcentraties onder oudere cohorten en de leeftijd waarop mensen erven verder stijgen. Dit vergroot de ongelijkheid tussen generaties. Ook het recente zeer expansieve monetaire beleid vergroot de vermogensongelijkheid en de kloof tussen bijvoorbeeld de oudere generaties met vermogensbezitters en de jongere generaties, die te maken krijgen met steeds hogere huizenprijzen. Omdat rijkdom in toenemende mate geconcentreerd is en rijke huishoudens meer en hogere erfenissen ontvangen, neemt ook de ongelijkheid binnen de generaties toe, bijvoorbeeld tussen huurders en huiseigenaren. Bovendien worden gezinnen steeds kleiner, waardoor erfgenamen een groter deel van de nalatenschap ontvangen.
Negatieve (externe) effecten van vermogensconcentratie
Vermogensongelijkheid is niet alleen moreel discutabel. Een scheve vermogensverdeling resulteert ook in sociaaleconomische ongelijkheid in kansen op individueel niveau, bijvoorbeeld om te investeren in de eigen vaardigheden en persoonlijke ontwikkeling of in een eigen bedrijf, en remt de sociale mobiliteit. Erfbelasting kan worden gerechtvaardigd om de gelijkheid van kansen te vergroten en de sociale mobiliteit te verbeteren (De Beer e.a., 2018; Van Overbeke, 2019; OESO, 2021).
Vermogensongelijkheid heeft negatieve effecten op de economie en de maatschappij als geheel. Deze negatieve externe effecten van vermogensconcentratie – het private belang gaat ten koste van het maatschappelijk belang – rechtvaardigen aanpassing van de erfbelasting op grond van efficiëntie. Een toenemende concentratie van vermogen bij een kleine groep huishoudens resulteert in economische en politieke macht (WRR, 2014; De Beer e.a., 2018; Van Overbeke, 2019; OESO, 2021; IBO, 2022). Economische macht vermindert de concurrentie met nadelige gevolgen voor de economie, nu en in de toekomst: lagere economische groei en negatieve effecten op ondernemerschap en innovatie. Politieke gevolgen zijn het populisme (waarbij mensen de politiek de rug toekeren) en een elite die een onevenredige invloed heeft op de publieke opinie en politieke besluitvorming, wat een bron vormt van sociale onrust.
Efficiëntere en toekomstbestendigere belastingmix
Met 45% van het bruto binnenlands product (BBP) is de totale belastingopbrengst in België relatief hoog. In Nederland is deze iets boven het Europees (EU-28) gemiddelde (tabel 1). Het aandeel van belasting op consumptie binnen de totale belastinginkomsten in Nederland ligt in de buurt van het EU-gemiddelde en in België onder het EU-gemiddelde. Het aandeel van belasting op arbeid is relatief hoog; in Nederland bovengemiddeld en in België gelijk aan het EU-gemiddelde. Het aandeel van belasting op vermogen is in België aanzienlijk hoger dan in Nederland, dat beneden het EU-gemiddelde ligt. De netto vermogensomvang per huishouden is in België hoger dan in Nederland. Voor Nederland speelt de ruime fiscale aftrekbaarheid van hypotheekrentes een rol. Belasting op onroerend vermogen betreft bijvoorbeeld de (vakantie)woning en bedrijfspanden. Belasting op roerend vermogen betreft onder meer spaar-, dividend-, winst- en erf- en schenkbelasting.
In Nederland is het aandeel van de schenk- en erfbelasting in de belastingmix de afgelopen 20 jaar afgenomen, als gevolg van lagere tarieven (vooral voor grote verkrijgingen), minder progressieve tarieven, verhoogde vrijstelling voor partners en kinderen van overledenen en ruimere vrijstelling voor ondernemingsvermogen. Samen met ontwijkingsconstructies verklaart dit waarom, hoewel het nagelaten vermogen stijgt, het verkregen vermogen uit erfenis vrijwel gelijk blijft en de betaalde erfbelasting daalt (De Beer, 2018; MinFin, 2020a; Van Denderen & Van Denderen, 2023). In 2019 bedroeg de erfbelasting 0,5% van alle belastingopbrengsten in de OESO-landen, in Nederland 0,51% en had België met 1,46% het op een na (Korea) hoogste aandeel (OESO, 2021). Ook in België varieert de vrijstelling van erf- en schenkbelasting met de hoogte van de nalatenschap en de relatie met de overledenen. In 2018 zijn in België de belastingschijven verkleind en de tarieven in de ‘zijlijn’ verlaagd.
In België/Vlaanderen en Nederland is een verschuiving binnen de belastingmix opportuun: minder belasting op arbeid en meer belasting op vermogen. De belastingdruk op arbeid is – zeker bij progressieve loonbelastingtarieven – economisch sterk verstorend door het negatieve effect op het arbeidsaanbod (wel/niet en aantal uren werken), op de investering in scholing en opleiding en dus op de economische groei en welvaart, en drukt de belastinginkomsten. Bovendien, de vergrijzing betekent hogere lasten voor het kleinere aantal werkenden dat de pensioenen van een groeiend aantal gepensioneerden opbrengt. Vergrijzing betekent ook hogere zorgkosten (MinFin, 2020a). Verhoging van de erf- en schenkbelasting maakt de belastingmix efficiënter en meer toekomstbestendig en zorgt voor vermogensherverdeling. Een erfenis of schenking is een financieel gewin waar geen tegenprestatie tegenover staat. Erfenissen en schenkingen kunnen dus belast worden (tegen een hoog tarief), zonder de economische beslissingen van de erfgenamen of erflaters te verstoren. Erfbelasting is doelmatig. Belastingen op erfenissen kunnen efficiënt geïnd worden, in tegenstelling tot belastingen op inkomen waarvoor wél een prestatie is geleverd. Een heffing op grote erfenissen is een effectief middel tegen vermogensongelijkheid en verlaagt de ongewenste negatieve externe effecten. 1
Bovendien biedt een hogere erfbelasting staten welkome extra inkomsten (De Beer e.a., 2018; MinFin, 2020b; OESO, 2021). Daarnaast is het onrechtvaardig om ontvangen erfenissen en schenkingen ongelijk te belasten en ontvangen erfenissen en schenkingen niet of lager te belasten dan inkomsten uit werk of spaargeld, waarvoor een tegenprestatie is geleverd.
Lees het hele artikel in de septembereditie van Geron via deze link