Se casser les dents sur quelque chose
Zijn tanden op iets stukbijten
Op de laatste dag, een uurtje voordat we weer naar huis gaan komt Mimi vertellen dat hij contact heeft gehad met de intermediair van de Safer, en dat we ons echt geen zorgen hoeven te maken. Het is een formaliteit die afgehandeld moet worden, maar er liggen geen echte claims. De intermediair kan het weten, want als je in de toekomst een bepaald stuk land wilt, vertel je hem dat en deze man legt dit vast. Als het dan ooit te koop komt, heb je het eerste kooprecht. Een pak van ons hart dat er dus geen claim ligt op ‘onze’ grond. We vertellen hem dat we in september een hele maand met de paarden hier op vakantie zullen komen. Mimi verheugt zich erop, want hij wil onze paarden graag zien.
We ruimen de laatste dingen van het erf en besluiten dat de oude machines die we gevonden hebben, veilig tegen diefstal in de schuur moeten staan. We duwen de zware ijzeren constructies naar binnen. De maaier wil niet over de drempel. Ik trek en sjor aan het loodzware ding. Erik duwt uit alle macht. Dan slipt zijn voet weg. Als in slow motion zie ik hem vallen. Zijn hoofd slaat achterover als zijn gezicht iets raakt. Als hij vloekend opstaat, heeft hij zijn hand voor zijn mond. Voortand afgebroken. ‘Wie zijn neus schendt, schendt zijn aangezicht’, is het spreekwoord, maar een halve tand is ook vreselijk. Een geluk bij een ongeluk dat het niet bloedt en verder geen zeer doet. Overhaast vertrekken we om mogelijk nog in Nederland aan het einde van de dag bij de tandarts terecht te kunnen. Wat een jammerlijk einde van een zo fijne vakantie. En wat ontzettend Nederlands van ons om die krengen binnen te willen hebben. Geen hond in Frankrijk die ze wil hebben, en op iedere hoek van het bos staan stapels van die dingen…
In Nederland repareert de tandarts de schade en het gewone leven hervat zijn ritme. Moeilijk om er weer in te komen. De natuur, rust en ruimte, de lieve mensen, het avontuur, het was allemaal zo heerlijk. En dan kom je weer terug in het overvolle Nederland, waar we per persoon drieënhalf keer zo weinig ruimte tot onze beschikking hebben dan een Fransman. De dagelijkse files, het vandalisme, het zinloze geweld, het beloofde groene hart dat steeds kleiner wordt. Collega’s maken grappen dat we beter in Frankrijk hadden kunnen blijven. Er begint iets te knagen.
Eerst maar eens zien dat het huis op onze naam komt. De Nederlandse notaris belt in augustus met goed nieuws: de Safer geeft groen licht. Dus zijn eindelijk de papieren voor het voorlopig koopcontract, la promesse de vente, bij hem aangekomen. Ook met het regelen van de SCI gaat het goed. We maken een afspraak op zijn kantoor, en tekenen la promesse. De SCI niet. Wij hadden begrepen dat de aandelen waarin het huis verdeeld zou worden, fifty-fifty zouden zijn. De verdeling is nu zestig-veertig… in het voordeel van Erik. Zo logisch als het voor Mimi was om het hooi eerlijk te verdelen, zo lastig gaat het bij de Franse notaris. Nou ja, dat is niet het belangrijkste, de koopakte, daar draait het om. De definitieve akte gaat nu opgesteld worden. In september hebben we een hele maand vakantie en nemen we de paarden mee. In deze maand zullen alle papieren definitief geregeld worden en kunnen we echt aan de slag met óns vakantiehuis.
In september komen we aan en het is meteen als vanouds. Ik wist niet dat ik van geluk kon huilen, wat voelt het goed om weer ‘thuis’ te zijn. De reis is goed gegaan en dan nu het grote moment om de paarden uit de trailer te laden. Verbaasd kijken ze om zich heen. Echt gras! En zo veel. Thunder, mijn paard, blijft over de vallei in de verte staren. Zo ver heeft hij nog nooit kunnen kijken. Dan duiken ze tegelijk met hun neuzen het gras in. Eten!
Rocky en Gino zijn door het dolle heen en blijven achter elkaar aan rennen. In Nederland vertonen onze honden altijd neurotisch vechtgedrag. Een tic die ze aan het asiel hebben overgehouden. Hier zijn ze totaal anders. Er is zo veel ruimte, ze hoeven geen territorium te verdedigen tegen andere honden. Een verademing voor ons en voor hen. Tevreden gaan ze op de betonnen deksel van de put liggen hijgen.
Erik en ik maken ons verkenningsrondje. Als ik de schuur nader, komt een bekende lucht me tegemoet. Déjà vu. Wéér een dood schaap. Bizar toeval. Als de buurman ons maar niet als een slecht voorteken gaat zien. Iedere keer als wij komen gaan zijn schapen dood. Nog voordat ik kan gaan bellen, hoor ik een poet-poet-poet-poet-poet-pruttelgeluid. Chevalier komt op zijn bejaarde tractortje aantuffen. Hij zwaait al vanuit de verte. Voor op zijn tractor, prijkt een enorme baal hooi. Ik loop naar de poort.
‘Adi covaille?’ vraagt mijn buurman joviaal.
‘Covaille?’
‘Ouais, c’est patois pour: ça va?’
‘Ça va bien, merci.’ Ik wil hem een hand geven, maar dat afstandelijke stadium zijn we voorbij. Ik voel me vereerd. Hij negeert mijn hand, pakt me bij mijn schouders en plakt op iedere wang een natte zoen. Links, rechts. Nederlandse gewoontes gewend van de drie kussen, keer ik nogmaals mijn linkerwang toe. Een beetje vreemd sta ik voorover gebogen in de lucht, maar er komt niets meer. Twee keer is hier de gewoonte.
Van zijn versnellingspook plukt hij een inmiddels voor mij bekend wit tasje. Zij doen dus ook hun boodschappen bij de Ecomarché. Zelfgekweekte courgettes! Wat een fijn welkom.
‘Vous avez du foin?’
‘Foin?’
‘Ouais, pour les chevaux’, terwijl hij op de hooibaal wijst.
‘Nee, we hebben geen hooi, maar de paarden hebben gras.’
‘Ja, maar u hebt ook hooi nodig en dit is eigenlijk van uzelf, van Mimi, dat kom ik brengen.’
Ik voel me opgelaten bij zo veel vriendelijkheid. Dit is een rol hooi, waar mijn paarden in Nederland een paar maanden van kunnen eten! Het enorme ding moet minstens driehonderd kilo wegen. Die grote rollen heb ik wel eens gezien, maar waar wij wonen is het hooi nog geperst tot baaltjes van tien kilo.
‘Merci, mais c’est trop’, waarmee ik bedoelde: ‘Dat had u nou niet moeten doen.’
‘Nee, hooi kun je niet teveel hebben, het blijft jaren goed’, antwoordt Jean-Claude.
Omdat ik voorzie dat ik niet uitgelegd krijg wat ik eerst bedoelde, bedank ik hem hartelijk en vraag hem verder te komen. Hij is duidelijk nieuwsgierig naar de paarden. We lopen naar achter de boerderij waar de paardjes tevreden staan te grazen. Chevalier doet zijn naam geen eer aan, want hij schiet meteen in de lach, als hij onze dieren ziet. Toegegeven, we hebben het altijd over de paarden, maar het is ‘wat en half wat’. Thunder is een groot paard, maar Shetty, is een Shetlander. Een stoer zwart opdondertje van een kleine meter, met prachtige manen tot aan zijn knieën. Nog hengst en daardoor meer paard dan Thunder.
De buurman heeft de tranen in zijn ogen van het lachen. ‘Wat is dat nou?’ vraagt hij.
‘Een Shetlandpony. Hebt u die nog nooit gezien?’ antwoord ik plaatsvervangend beledigd voor de Shetlander.
‘Misschien vroeger in het circus wel eens’, valt het kwartje bij Chevalier.
Erik komt teruglopen van zijn verkenningstocht over de heuvel en ik licht hem snel in over het dode schaap, de baal hooi en de courgettes.
‘Wilt u iets drinken?’ vraagt hij de buurman.
Dit keer zijn we voorbereid en hebben de whisky bij de hand. Na één glas weigert Jean-Claude beleefd, maar heeft de grootste lol als ik napraat wat Mimi me geleerd heeft: ‘Vous ne pouvez pas partir à une patte.’ Prachtig vindt hij dat.
‘Vooruit dan maar, maar alleen voor de beleefdheid hoor, pour la politesse.’
Ja, ja, natuurlijk. Bij de derde keer inschenken, houdt hij zijn hand boven het glas en als ik aandring zet hij zijn glas op zijn kop op tafel. Zo doe je dat dus, als je niet dronken gevoerd wilt worden door de Fransen. Leerzaam.
Een paar glazen alcohol na zo’n lange reis hakt er wel in, en het helpt zeker om ‘nuchterder’ na te denken over een dood schaap dat we achter op de laadbak van de tractor kwakken.
Ten afscheid krijg ik weer twee natte kussen, en Erik kan net voorkomen dat hij eenzelfde lot ondergaat, door duidelijk zijn hand toe te steken en elleboog stijf te houden. Integreren is goed, maar we hoeven het ook niet te overdrijven.
_____________________________
Kijk hier voor alle afleveringen