Avoir encore du pain sur la planche
Nog heel wat voor de boeg hebben
Het is de op een na laatste dag van het jaar en we wachten op de aansluiting van de telefoon. Als de man van France Telecom net zo snel is als zijn EDF-collega, dan moet het zo gepiept zijn. De man van de elektriciteit kwam, zag en overwon in een paar minuten. Hij verhoogde even de wattage en maakte meteen een plan voor het aanpassen naar een nieuwe digitale meter met dag- en nachttarief. Daar moeten we wel even voor bellen om een nieuwe afspraak te maken. Wat een verademing om meer elektrische apparaten tegelijk aan te kunnen hebben.
We wachten en wachten op een telefoonman, maar er komt niemand. Totdat ’s middags een telefoon gaat. Niets vermoedend doorzoek ik tassen naar de mobiele telefoon waar Erik kennelijk een ander melodietje op heeft ingesteld. Na even ontdek ik dat het geluid uit onze nieuwe vaste telefoon komt! Hoera. Ik neem op en hoor een vriendelijke Franse computermevrouw waarschijnlijk zeggen dat de lijn is aangesloten en ze noemt een kort nummer. Help.
Franse getallen zijn lastig, ik bedoel wie zegt er nu bijvoorbeeld vier-maal-twintig-plus-zestien voor zesennegentig? Dat is toch raar? In Zwitserland is het logischer; gewoon septante, huitante en nonante. We hebben nóg mazzel dat ze hier slechts vanaf zeventig zo afwijkend tellen, want tot aan de zeventiende eeuw ging alles in paren van twintig. Dertig was vingt-et-dix. Vijftig was deux-vingt-dix.
Goed, ik kan dus best al tellen in het Frans natuurlijk, maar als zo’n computerdame rap aan de telefoon haar verhaal afsteekt is het lastig. Op goed geluk noteer ik cijfers. Ik tik het nummer in dat ze zegt en weer barst er een stortvloed van informatie over me heen. Ik begrijp dat ik nummers moet intikken om van bepaalde services gebruik te kunnen maken. Maar welke services?
Ik haal Erik erbij maar we komen niet veel verder. Dan maar een slimmigheidje: een cassetterecordertje ernaast en opnemen wat ze zegt. Afluisteren, opnieuw afluisteren, keuze intikken. Weer de computermevrouw aanhoren, cassetterecordertje er nogmaals bij en zo werken we alle keuzes af tot we trots als een pauw een Franse boodschap hebben ingesproken op de antwoordservice. Het wordt allemaal steeds echter.
De eenendertigste bakken we buiten oliebollen. Jean-Claude komt op de heerlijke bakgeuren af en kijkt vol verbazing rond in onze kerstkeuken. Zijn blik blijft hangen op onze kerstboom die geheel in oudroze opgetuigd is. Gezien de bonte kersttradities van de Fransen vraag ik hem wat hij ervan vindt. Hij aarzelt en zegt hij beleefd: ‘C’est… gay.’
Oké, ik heb hem zijn mening gevraagd en kennelijk associeert hij roze met homoseksueel. Buurman vermijdt het onderwerp verder en vraagt aan Erik wat we aan het doen zijn. Vooral dat het deeg in een emmer onder een natte doek bij de houtkachel staat te rijzen vindt hij vreemd.
Het is toch precies het moment om de tweede lading te gaan bakken, dus Erik schept de eerste klodders deeg in twee lepels rollend in de frituurpan.
‘Wat is dat?’
‘Een Nederlandse traditie op Saint-Sylvestre. Une boule d’huile’, vertaalt Erik vrij.
Jean-Claude trekt een vies gezicht. Tja, ‘bol van olie’ klinkt nou inderdaad niet zo lekker. Ik pak het woordenboek om de vertaling op te zoeken en al bladerend kom ik langs de g. Gelijk even kijken of ik dat gay nou goed verstaan had zonet. Verstaan wel, maar het wordt geschreven als gai en betekent net als in het Engels ‘vrolijk’, alleen in die taal wordt het meer geassocieerd met homoseksueel. Voor oliebollen vind ik geen goede vertaling omdat het niet bestaat in het Frans. Buurman vertelt verder: ‘Wij eten oesters met oudjaar. Fines de Claires ou Fines de Zélande. Zonder dat zou het geen feest zijn’, vindt hij.
‘In Nederland doen we dat ook wel, maar we eten ook deze bollen. Ze zijn echt lekker, wilt u er een proeven?’ zeg ik zo overtuigend mogelijk.
Hij knikt aarzelend. De bol nog te nat van de olie rol ik, bij gebrek aan keukenpapier, door roze toiletpapier. Vanuit mijn ooghoek zie ik hem denken… Ja, hij moet niet zeuren hoor, zij stoppen ook wc-papier in kippenkontjes. Vervolgens doop ik de bol in de kristalsuiker. Poedersuiker hebben we hier nog niet kunnen vinden. En dan nu het oordeel.
Terwijl ik mijn vingers nog aflik, hapt buurman in de bol, zijn ogen gaan nadenkend heen en weer: ‘Ah ouais, c’est bon!’ roept hij verrukt, waarbij ik een deel van de vermalen bol door zijn mond kan zien rollen.
‘Mais c’est un beignet!’
‘Ja, beignetjes kennen wij ook maar daar doen wij appel in.’
‘C’est délicieux! Dit kennen wij niet.’
Ik geef hem een schaaltje met bollen mee. Hij zal er niet te veel van eten, want hij gaat met vrouw, kinderen en Jean-Pierre naar een diner, maar morgen eet hij ze allemaal op, belooft hij. Ik geloof hem dit keer.
En dan is het zover. De muurklok vertelt dat dit jaar nog een kwartiertje zal bestaan. We lopen naar onze heuveltop, om daar saampjes op dit bijzondere jaar een glas champagne te drinken en vuurwerk af te steken. We hebben geen van beiden horloges om, maar verwachten uit het vuurwerk van de omgeving wel te kunnen opmaken wanneer het twaalf uur is. In het pikkedonker bij het straaltje van een zaklampje staan we stampvoetend te blauwbekken. De warmte van vorige week heeft plaatsgemaakt voor winterkou. De sterrenhemel is weer indrukwekkend. Heel in de verte zie je de straatlampen van een stadje. Verder nauwelijks verlichte ramen. Alle luiken zijn dicht.
‘Zo meteen moet het toch prachtig zijn al dat vuurwerk in de verte overal’, doorbreek ik de stilte.
‘Ja, het is goed vuurwerkweer’, merkt Erik op.
‘Hoe lang liepen we er nou over om boven te komen?’ vraag ik na een poosje.
‘Geen idee, vijf minuten, tien?’
‘We liepen om kwart voor twaalf naar boven en als we hier vijf minuten staan dan moet het toch al twaalf uur zijn?’
‘Zou best kunnen. Ik zal de kurk vast losmaken, het vuurwerk zal zo wel losbarsten.’
Na weer een paar minuten is er nog steeds niets gebeurd.
‘Zitten ze nou allemaal in het restaurant of kennen ze hier geen vuurwerk?’ moppert Erik.
‘Nou, ik vrees dat het al tweeduizendeneen is en dat de Fransen die niet in le resto zitten, al op bed liggen.’
‘Nou, dan zal het wel twaalf uur zijn. Gelukkig Nieuwjaar dan maar!’
We kussen en laten de kurk poppen. Heel in de verte horen we knallen. Ook Nederlanders? Of een jolige Fransman die zijn oude jachtpatronen van het jaar tweeduizend opmaakt. We besluiten maar geen vuurwerk af te steken, zo puur natuur is het mooi zat.
Hand in hand staan we daar, mijn koude vingers spelen met de zijne, ieder met zijn eigen gedachten in de donkere Franse nacht waar over een paar maanden ons nieuwe leven gaat beginnen, in een land waar we nog zo veel van moeten leren.
_____________________________
Kijk hier voor alle afleveringen