Op dit moment staat het probleem eenzaamheid sterk in de belangstelling. Mensen worden ouder en worden geacht dus ook eenzamer te zijn. Voordat we goedbedoelde acties ondernemen om daar iets aan te doen, is het belangrijk beter te kijken naar wat er aan de hand is. Want als je de oorzaak van eenzaamheid verkeerd definieert, kom je ook met verkeerde oplossingen.
Eenzaamheid wordt over het algemeen gezien als een gebrek aan sociale contacten. Toch is dat lang niet altijd het probleem als iemand zegt ‘ik ben eenzaam’. Misschien is het eigenlijk iets anders en als je dan contacten zou gaan regelen (meer bezoek enzovoort), dan voelt iemand zich soms na het vertrek van het bezoek nog net zo eenzaam. Het helpt niet (genoeg).
Voor het begrip eenzaamheid hanteert men meestal de definitie van Jenny de Jong-Gierveld: ‘Eenzaamheid is een als onplezierig en ontoelaatbaar ervaren discrepantie tussen gerealiseerde en gewenste relaties.’ Daar heb je weer die beperkte betekenis, want als mensen zelf zeggen dat ze eenzaam zijn, hoeft dat niet per se met relaties te maken te hebben.
Het is ook van belang om op de omstandigheden te letten. Iemand die pas zijn partner heeft verloren zegt ‘ik ben zo eenzaam’ en dan betekent het dat hij of zij die ene andere persoon, die partner pijnlijk mist, maar niet dat hij gebrek heeft aan sociale contacten. Het organiseren van allerlei gezelligheidsactiviteiten helpt dan helemaal niet, integendeel. Mensen in de rouw hebben vaak meer behoefte aan rust op hun eigen plek om hun verlies te verwerken, meer dan aan ‘afleiding’. De eenzaamheid is in feite de rouw.
Een groot probleem voor ouderen kan het gevoel van zinloosheid zijn (‘Wat betekent het nog dat ik leef, ik kan er net zo goed niet zijn’). Dat wordt dan niet gezegd. Ze zeggen dat ze eenzaam zijn, of zich verwaarloosd voelen. Als we ouderen die dat zo voelen met dat probleem zouden kunnen helpen, dan helpen we ze echt.
Gebrek aan sociale contacten of aan zinvolle bezigheid?
Sociale contacten zijn niet altijd het knelpunt, maar gebrek aan zinvolle bezigheid wel. Daar iets aan doen, helpt werkelijk tegen eenzaamheid. En soms is het wel belangrijk dat iemand je op die weg zet.
Abbé Pierre in Parijs (overleden in 2007) was een voorvechter van de belangen van de clochards, de daklozen onder de bruggen. Hij bespeelde de media als geen ander om mensen bewust te maken van dit probleem. Als hij ze opzocht, was hij echter niet zachtzinnig. De daklozen waren gewend dat medelijdende mensen ze eten brachten, of een dekentje.
Maar Abbé Pierre kwam en vroeg: ‘Wil je me helpen?’ Ze waren dan bijna verontwaardigd. Zij waren toch erkend zielig, zij hadden toch niks? Maar Pierre zei: ‘Je hebt toch handen aan je lijf?’ en rekruteerde ze om oud hout te verzamelen om een onderkomen te bouwen. Later zamelden ze tweedehands goederen in, om die weer te verkopen. Dat werd de Emmausbeweging met afdelingen over de hele wereld, ook in Nederland. Volgens Abbé Pierre is het een wereld van verschil of mensen iets voor jou doen of dat je zelf iets voor anderen doet.
Dit principe, het zoeken naar mogelijkheden van patiënten of zeer oude mensen om iets voor een ander te doen, zit helemaal niet in de benadering van hulpverleners, vrijwillig of professioneel. Als men ouderen wil activeren, gaat het toch weer over henzelf, het is goed voor ze dat ze actief zijn. Dat het ook goed en echt bevrijdend voor hen kan zijn juist eens naar het belang van anderen te kijken, dat zit er meestal niet bij.
Het komt ook niet voor in het standaardwerk over eenzaamheid van Jenny De Jong-Gierveld. En toch liggen hier gouden mogelijkheden. Het zoeken naar geschikt vrijwilligerswerk zal niet eenvoudig zijn, mensen zullen daarbij hulp nodig hebben. Waar mensen in hun eentje tegenop zien, kunnen ze soms samen met anderen wel aan.
Natuurlijk blijven er situaties dat mensen bedlegerig zijn en dat bezoek daar heel erg welkom en nuttig is. Maar ga dan op regelmatige tijden op bezoek zodat iemand erop kan rekenen en er zich een vriendschap kan ontwikkelen. Een dame van vierentachtig belde me eens om me te bedanken. Ze zei dat ik haar op het spoor van vrijwilligerswerk had gezet waar ze vanuit zichzelf nooit aan gedacht zou hebben. Ze bezocht iedere week twee mensen in een geriatrische inrichting. ‘Ik vind dat heel prettig en zij ook.’ Dat bezoek, iedere week, waar mensen naar uit kunnen kijken, helpt wel voor degenen die helemaal immobiel zijn geworden.
Uit: De glans van grijs
Auteur: Liebje Hoekendijk
ISBN: 978 90 8850 159 3 | 112 pagina’s | € 9.95