De werkelijk meest indrukwekkende persoonlijkheid die ik tijdens mijn intermezzo van betaalde werkzaamheden ontmoette, was de tramconducteur die met zijn tang de dag ongeldig maakte. Hij pakte het nietige vodje papier, schoof het in de open bek van zijn tang en onzichtbaar vloeiende inkt drukte er een streepje van twee kletsnatte centimeters op, en weg was de dag van mijn leven, een kostbare dag die me niets anders dan vermoeidheid en ergernis had opgeleverd en net genoeg geld om met dat zinloze werk door te kunnen gaan. Deze man in het uniform van de gemeentetram die iedere avond duizenden levensdagen nietig kon verklaren, was van een bovennatuurlijke orde.
[bron]H. Böll, in: De zwarte schapen