Introductie
De conditie van de Aarde1 en haar ecologische systemen staat onder grote druk door menselijk handelen dat te veel vernietigt en vervuilt. De Aarde onderwerpt ons aan nieuwe grenzen. Haar ecologische conditie dwingt ons om nieuwe handelingsrepertoires te ontwikkelen. De prijs op falen zal hoog zijn. Wij zijn beginners in ons vernieuwd toewenden naar en onze toewijding aan de Aarde. Ecologisch waardenwerk kan hierbij perspectieven bieden. De inzet ervan is het aangaan van een persoonlijke verbinding met ecologische opgaven. Het gaat om het plaatsen van het eigen handelende subject als een actor met invloed op de Aarde door in de eigen praktijk positief ecologisch te opereren. Hoe verschillend ook verantwoordelijkheden en impact zijn: veel kan bijdragen aan het stoppen van de degeneratie van ecologische systemen en aan hun herstel – de twee richtingen van ecologisch waardenwerk. Over dader- en slachtofferschap, weerstanden en het belang deel te zijn van ‘de groene beweging’. We zijn op weg naar een nieuwe wereld op de oude Aarde: van modernize naar ecologize.
Dit artikel is mede geïnspireerd door de analyse van Bruno Latour in zijn boek Waar kunnen we landen? Politieke oriëntatie in het Nieuwe Klimaatregime (Latour, 2017a). Hij laat zien dat het noodzakelijk is om de spanning tussen het Lokale en het Globale te vervangen door een ‘derde attractor’ die hij het Aardse noemt. Deze attractor, die ons (politieke) handelen zou moeten funderen door het respecteren en aanvaarden van de ecologische grenzen, staat tegenover het Bodemloze dat uitgaat van een verspilling van ecologische mogelijkheden tot alles is opgemaakt – in het bijzonder door de rijken en machtigen die slechts hun eigen belang dienen (Latour, 2017a).2
Ik zie ecologisch waardenwerk als mogelijkheid om de derde attractor in te kleuren en als tegenwicht tegen het Bodemloze.
Vriendschap met de Aarde
Het nieuwe klimaatregime dwingt ons te erkennen dat het moderniseringsproces niet los staat van ecologische krachten. Sterker: het ongewijzigd voortzetten van het grote moderniseringsproject dat ruwweg met De Verlichting is begonnen, is onmogelijk geworden, domweg omdat de Aarde niet groot genoeg is om het moderniseringsideaal te kunnen herbergen (Latour, 2017a).
De opwarming van de Aarde is een van de meest in het oog springende aspecten van het nieuwe klimaatregime. ‘Klimaat’ betreft echter niet alleen de stijging van de temperatuur en de toenemende onrust van de dampkring maar alle ecologische condities voor het leven op Aarde. We moeten ons dan ook ontdoen van het idee dat relatief gemakkelijke benaderingen, zoals het ‘terugdringen van fossiel’ ons uit de problemen helpt. De inzet van de nationale en internationale politiek voor CO2-reductie is weliswaar absoluut noodzakelijk maar toch te beperkt. Nodig is een veelomvattend en radicaal antwoord op de reactie van de Aarde op het handelen van de mens. ‘Leven in het Antropoceen’ betekent het aanvaarden van de grenzen van de Aarde (Latour, 2017b).
De Aarde is geen neutraal kader meer voor ons ‘bedrijvige’ menselijk handelen. Zij is een (heftig) reagerende agens geworden. Zij laat van zich horen. Niet omdat zij een levende entiteit zou zijn (het idee van de Aarde als een levend organisme zoals in sommige Gaia-theorieën wordt verwoord, onderschrijf ik niet), maar omdat wij de relatief stabiele en tegelijkertijd onevenwichtige, dynamische ecologische processen in de dunne laag van het aardoppervlak en de dampkring (Latour noemt dit de Kritieke Zone) ingrijpend en cumulatief veranderen met verregaande invloed op onze huidige en toekomstige bestaanswijzen.
Voor het eerst in de menselijke geschiedenis moeten we tegelijkertijd mondiaal en lokaal, zowel politiek als persoonlijk, zowel met wetenschappelijke kennis als met onze praktische wijsheid, een nieuwe omgang met de Aarde vinden. Wij zijn allen beginners in een spel met nieuwe regels.
Met ‘wij’ bedoel ik de westerse mens, levend in de door vooral economische waarden gedreven cultuur van het kapitalisme van roof en kloof die de inheemse volken (indigenous people),3 die ons zouden kunnen leren hoe we moeten omgaan met de Aarde grof heeft vernietigd, of in het beste geval gemarginaliseerd.
Als beginners ontmoeten we tal van moeilijkheden. Kennis is hier niet het springende punt. We weten immers vrijwel precies hoe het zit, omdat de ecologische situatie van de Aarde wellicht de wetenschappelijk grondigst gedocumenteerde en zorgvuldigst geanalyseerde effecten van menselijk handelen in onze geschiedenis is. De Assessment Reports van het International Panel on Climate Change en de talloze rapportages van wetenschappelijke bureaus, van agentschappen van nationale en internationale organisaties en wetenschappers laten dit duidelijk zien. Zie hiervoor onder meer mijn documentatie in Homo Ecologicus (Van der Vet, 2018).
Het punt is: we hebben geen gemeenschappelijke oriëntatie meer, geen gedeelde opvatting over een wereld ‘voor ons allen’. Ja, er is vanaf het rapport De Grenzen aan de groei van de Club van Rome (Meadows, 1972) toenemend besef dat er inderdaad ‘grenzen aan de groei zijn’ en dat we de ongebreidelde exploitatie van de Aarde en haar schatten niet vol kunnen houden. Echter, niet de logische consequentie hiervan (we moeten het anders doen) staat op de voorgrond. Nog steeds is er de regelrechte ontkenning dan wel sussende bezweringen in weerwil van de feiten. Of de misplaatste verwachting dat we onze leefstijl kunnen handhaven zoals onder meer premier Rutte en de Amerikaanse presidenten Bush jr. en Trump beweren4. Omwille van een of meer deelbelangen, zoals werkgelegenheid of concurrentiepositie, gaan we door met het vernietigen van soorten, het in het milieu brengen van uiterst schadelijke stoffen, en het plunderen van de bodem en de oceanen. En geloven we de broze argumenten dat ‘de techniek’ of toekomstige technologieën de ecologische destructie ‘als vanzelf’ gaan redresseren.
Ondertussen groeit niet alleen het ecologische probleem ons boven het hoofd. Ook de almaar dieper wordende kloof tussen de superrijken en de armen of ‘gewone mensen’ voedt de onzekerheid, evenals het zichtbaar op drift raken van hele bevolkingen door klimaatgerelateerde sociale en politieke verstoringen. Ik schaar mij bij Bruno Latour die deze drie vraagstukken (klimaat, kloof, migratie) met elkaar verbindt als de belangrijkste actuele mondiale vraagstukken die niet los van elkaar benaderd moeten worden. Ze hebben immers dezelfde wortels, zoals deregulering, groei-ideologie, en de grenzeloze externalisering van de negatieve effecten van de meeste productie- en transportsystemen (Raworth 2017), uitsluiting en afscherming door muren om staten en gebieden, alsook het beëindigen van de verantwoordelijkheid voor en solidariteit met ‘ons allen’ door de superrijken, populisten en nationalisten (Latour, 2017a).
In ons leven komen deze zaken bij elkaar. Soms scherp zichtbaar en traceerbaar, dan weer diffuus en omfloerst. Het is mede grond voor de gevoelens van bedreigd zijn die Wouter Kusters zo treffend beschrijft in zijn artikel Onbestemde klimaatstemmingen. Trauma’s, waanzin en cynisme in tijden van apocalyptische angst (Kusters, 2018). Ook in het leren omgaan met deze angsten zijn we beginners omdat de trauma’s die voortkomen uit de klimaatdreigingen afwijken van onze door psychologie en psychiatrie opgebouwde kennis over oorzaken en behandelingsmogelijkheden. In tegenstelling hiermee betreffen de meeste ecologische dreigingen immers zaken die nog moeten komen. De ‘DSM-benadering’ van behandeling zal hierbij dan ook niet werken! Behandelen moet … Ja, maar wat, door wie en hoe?
Ik leg mij er niet bij neer. Er moet een way out zijn voorbij de gevoelens van onmacht, de boosheid over wat er gebeurt en de teleurstelling over het wegkijken, ontkenning of zelfs obstructie door de verantwoordelijken. Ik kan en wil niet onverschillig staan tegenover wat er met de Aarde, haar schoonheid en de op haar levende bioten op dit moment gebeurt. Ik ben als mens deel van de ecologie, een van de agentia die in elkaar verwikkeld zijn in complexe ecologische systemen die mede door een antropocentrische ideologie in de problemen zijn gekomen (Kunneman 2016; 2017).
In dit artikel wil ik kijken naar hoe we kunnen bijdragen aan het stoppen van ecologische degeneratie en aan regeneratie. Ik kies het perspectief van de persoon die vanuit een oriëntatie op ecologische waarden5 kan handelen. Het is nodig dat wij vriendschap met de Aarde sluiten. Of, zoals Latour zegt: ‘Aardebewoner worden’ (Latour, 2017a; 2017b). Of, met Henk Manschot in zijn boek Blijf de aarde trouw. Pleidooi voor een nietzscheaanse terrasofie: ‘ons toewenden naar de Aarde’ (Manschot, 2016).
Principes van ecologisch waardenwerk
Waarden zijn geen abstracties. De kern van Waardenwerk is dat de waarden die in werk besloten liggen zich tonen in wat het werk tot stand brengt en de manier van werken zelf. Waarbij werk hier breed is opgevat als betaald en onbetaald productief, scheppend handelen. Veel werk in die zin richt zich op ‘het goede’ willen doen, zowel voor jezelf, de ander als de wereld. De mate waarin en de manier waarop waardenrealisatie plaats vindt, wordt ondersteund door reflectie en is verbonden met het werkproces zelf en de omgang met het materiaal, omstandigheden en invloeden. Waardenwerk (ook ecologisch waardenwerk – zie verder) moet je doen.
Het is alleen niet altijd gemakkelijk om te bepalen wat het goede of het juiste is in de betreffende situatie. Er is altijd sprake van strijdigheid van waarden en van complexiteit, moerassigheid. En er zijn de onverwachte effecten van handelingen of interferenties, die zich niet alleen voordoen binnen het domein waarin de handelende actor opereert, maar die ook van buitenaf komen. Zowel door het onderzoeken van de waarden die met elkaar in strijd zijn als door het blootstellen aan of het binnenlaten van (de gevolgen van) deze interferenties, kan duidelijk worden wat ons in ethisch en moreel opzicht te doen staat (Kunneman, 2018). Een onderzoekende houding, openheid, en (zelf)reflectie zijn voor de waardenwerker dan ook onontbeerlijke gereedschappen.
Ook bij ecologisch waardenwerk is dit alles aan de orde. Immers, goed ecologisch handelen gaat om een inzet voor een juist geacht doel: de zorgzaamheid voor ecologische systemen. De concretisering wordt door tal op elkaar inwerkende aspecten beïnvloed, zoals interferenties in of van buiten het systeem met soms onverwachte of onbedoelde gevolgen. Ecologisch waardenwerk heeft dan ook een sterk zoekend karakter: wat is, gegeven de genoemde strijdigheid en interferenties hier het goede, het juiste om te doen?
Ik zie twee richtingen voor onze inzet. De eerste is: bijdragen aan het stoppen van de ecologische degeneratie. De tweede: bijdragen aan de regeneratie van ecologische systemen. Wereldwijd groeit het inzicht dat dit geen volgordelijke opgaven hoeven te zijn. Zo kan de industriële, degeneratieve landbouw door nieuwe methodes vervangen worden die CO2-opname door de bodem en door planten sterk bevorderen, de biodiversiteit herstellen en een hogere voedselopbrengst genereren. Dit soort combinaties of dubbelslagen staan in het fascinerende boek Drawdown dat Paul Hawken en zijn onderzoeksteam samenstelden. Het boek geeft ook een doorkijk naar een nieuwe wereld met meer rechtvaardigheid, bijvoorbeeld door vergroting van lokale zeggenschap over het gebruik van de grond en de bestemming van opbrengsten, alsook door het versterken van de positie van meisjes en vrouwen door onderwijs, met positieve ecologische effecten (Hawken, 2017).
Inschattingen en overtuigingen over ‘wat het beste is’ moeten soms gemaakt worden in een kennis-vacuüm. Gelukkig weten we inmiddels wel heel veel, mede dankzij grondig wetenschappelijk onderzoek. We kunnen de noodzakelijke stappen gaan zetten. Op het niveau van persoonlijke levens, in systemen van bedrijfsvoering, door politiek en overheden gebeurt dit gelukkig ook wel. Gebeurt er genoeg? Nee, absoluut niet. Ik acht mij hier van de plicht ontheven om dit toe te lichten, maar we plaatsen onszelf buiten de werkelijkheid als we ontkennen dat er goede aanzetten zijn en ook enige resultaten worden geboekt bij het stoppen van de teloorgang en zelfs bij het komen tot regeneratie.
De inzet van ecologisch waardenwerk is het aangaan van de persoonlijke verbinding met ecologische opgaven. Het gaat om het plaatsen van het eigen handelende subject als een actor met invloed op de Aarde door in de eigen praktijk positief ecologisch te opereren. In de volgende paragraaf duid ik mogelijkheden van ecologisch waardenwerk in verschillende domeinen.
Praktijken van ecologisch waardenwerk
De ecologisch waardenwerker richt het handelen vanuit de eigen functies, rollen, en posities op het bijdragen aan het verminderen van ecologische degeneratie en het bevorderen van regeneratie. Eventuele invulling of afwegingen over wat goed is om te doen, berust bij de ecologisch waardenwerker zelf.
Ik werk de geduide praktijken niet uit ten aanzien van mogelijke keuzes en acties. De actor die de situatie in het betreffende domein kent, maakt de eigen afwegingen en bepaalt wat het ecologisch goede is om te doen in de betreffende context.
Politiek
Politici zoals politieke bestuurders en volksvertegenwoordigers kunnen ecologisch waardenwerk verrichten op elk niveau: mondiaal, continentaal, Europees, nationaal, gemeentelijk enzovoort. Agendering; visie en beleid; ambities en concrete doelen met meetpunten van succes; draagvlak en coalities; wet- en regelgeving; financiële prioritering; onderzoek en innovatie; uitvoeringscontrole; straffen en belonen.
De verantwoordelijkheid van politici voor de conditie van de Aarde is enorm. Mondiaal: Klimaattoppen, bescherming van de poolgebieden. Europees: landbouw, natuur, emissie. Nationaal: vergroening van belastingen. Gemeentelijk: verduurzaming van woningen, milieuzones, mogelijk maken van stadslandbouw. Enzovoort.
Een mooi voorbeeld van politiek ecologisch waardenwerk vind ik het boek van Bas Eickhout Klimaatmores. Radicaal naar een andere norm. Hierin doet hij verslag van zijn inzet voor vergroening, duurzaamheid en aandacht voor ecologie binnen de Europese en mondiale politieke arena’s (Eickhout, 2016).
De burgers/ ecologisch waardenwerkers kunnen invloed hebben op ‘de politiek’ en politici: sympathie en stemgedrag, lidmaatschap. Ze kunnen de lijn van de politieke partij beïnvloeden of anderszins politiek actief worden. Bijvoorbeeld door groepen en bewegingen te steunen die de politiek en politici ‘groen’ beïnvloeden.
Actie en maatschappelijke beweging
Het aantal mensen en groepen dat in beweging is gekomen om de teloorgang van ecologische systemen tegen te gaan is nog een minderheid, maar mondiaal gezien toch gigantisch. Wereldwijd, Europees, nationaal, lokaal.
Als ecologisch waardenwerker kun je verbinding aangaan met actiegroepen, initiatieven en bewegingen: oriëntatie, lidmaatschap, steun en deelname in verschillende vormen.
Bedrijven, organisaties, werk
Ecologisch waardenwerk vanuit de functie: de CEO, bestuurder, toezichthouder, lid Ondernemingsraad, medewerker. Sommige functies bieden meer mogelijkheid voor invloed op het duurzaamheidsbeleid van de organisatie dan andere. Agendering, beleidsbeïnvloeding, voorstellen, initiëren en meewerken aan pilots en projecten, aandragen alternatieven, voorbeeldgedrag.
Financieel
Investeringen en beleggingen. Prioritering van uitgaven naar ecologisch belang. Afwenden van niet-ecologisch verantwoord opererende financiële organisaties. Particuliere investeringen in of giften aan duurzaamheidsprojecten.
Verkleinen van de eigen ecologische footprint
Spullen, voeding, reizen, kleren, eten, wonen, recreëren enzovoort. Zie onder meer het uitstekende boek De verborgen impact. Alles voor een eco-positief leven dat naast concrete handvatten voor het ecologisch waardenwerk als persoon-consument ook doorrekeningen bevat over de ecologische impact ervan (Porcelijn, 2017).
Energie, circulariteit, andere vormen van eigenaarschap
Alles wat de verspilling van grondstoffen voorkomt en het opwekken en gebruik van duurzame energie bevordert. Herinrichting van bedrijfsprocessen en trasportketens; opwekken van schone energie; en vormen van deel-economie.
Wetenschap
Prioritering bij het aanvragen en het toedelen van onderzoeksgelden. Onderzoek en aanbevelingen richten op de bijdrage aan de realisatie van duurzaamheid. Wetenschappelijke kennis dienstbaar maken aan groene politiek, actiegroepen en maatschappelijke bewegingen. Verduurzaming van het wetenschappelijke bedrijf, zowel op mondiaal niveau als dat van de (eigen) organisatie.
Nieuwe wereld, oude Aarde
In dit artikel stel ik bewust niet de moeilijkheden en belemmeringen om ecologisch waardenwerk te realiseren centraal. We kunnen er echter ook niet omheen: als beginners hebben we tal van ingewikkeldheden en barrières tegemoet te treden. Ter illustratie hiervan maak ik dan ook enkele opmerkingen over dader- en slachtofferschap en over weerstanden. Ik sluit daarna af met een duiding van de opgave die mijns inziens voorligt, namelijk dat wij als beginners met behulp van ecologisch waardenwerk een bijdrage leveren aan het ombuigen van het moderniseringsproject in ecologische richting.
Daders en slachtoffers
Ecologische destructie vond en vindt op meerdere plaatsen plaats, ondanks de kennis bij (invloedrijke) verantwoordelijken. Wellicht is hier in juridische zin (nog) geen sprake van crimineel dadergedrag, maar moreel dan toch zeker, zo betogen – mede met gebruik van historische en actuele voorbeelden – onder meer Naomi Klein (2017), Noam Chomsky (2017) en Bruno Latour (2017a, 2017b). Ik ben het hier volstrekt mee eens. Tegelijkertijd: zijn wij niet alle daders door een leefstijl die zowel individueel als collectief de grenzen van ecologische systemen overschrijdt?
Ook het slachtofferschap is meervoudig. De slachtoffers zijn niet alleen arme bevolkingen die ontheemd en verjaagd worden. Ook dieren en planten leggen het loodje of worden als soort met uitroeiing bedreigd door al diegenen die door (willen) gaan met (hun) ‘business as usual’. En ook ‘wij’ ondervinden de problemen als gevolg van de verstoringen van de kwaliteit van de lucht, het water en de bodem en moeten de (toekomstige) kosten van klimaatadaptatie betalen.
Ecologisch waardenwerk is geen vlucht uit of vervanging van daderschap, noch het ontkomen aan slachtofferschap. Zo nuchter moeten we zijn.
Weerstanden en ergens toe behoren
Onze samenleving is doordesemd van weerstanden om verworvenheden op te geven. Breed leven gevoelens van angst voor en onzekerheden over de veranderingen die op ons afkomen. Er is het afwenden van of verzet tegen de onontkoombaarheid van de grenzen die de Aarde ons stelt. Bovendien: er is tijd nodig om afscheid te nemen van de overheersing van economische waarden en om tot het meer centraal stellen van ecologische waarden te komen. Het vergroenen van de economie, politiek en consumentengedrag kan niet per decreet geregeld worden, de weerstanden kunnen niet veronachtzaamd worden. Het ontwikkelen en realiseren van nieuwe handelingsrepertoires hebben tijd nodig. Ook al zijn de mogelijkheden voor duurzaam gedrag en productie helder uitgewerkt, zoals in het eerdergenoemde boek Drawdown, deelbelangen, verworven posities en zekerheden voeden de weerstanden tegen ecologisering van de samenleving.
Tegelijkertijd zijn er acties in de goede richting. Initiatieven van verduurzaming, zowel groot- als kleinschalig, zowel binnen als buiten politieke en bedrijfsmatige kaders. Soms in coalitie met, dan weer tegen de mainstream belangen en posities in.
Zou het niet vruchtbaar zijn om het eigen ecologisch waardenwerk te plaatsen in de maatschappelijke beweging die zich volgens mij terecht tooit met labels als ‘vergroening’, ‘verduurzaming’, ‘ecologische verantwoordelijkheid’ en ‘sociaal en groen’? Dit geeft kracht van handelen, verbinding en toegang tot bronnen die ecologisch handelen kunnen ondersteunen. Wellicht is het willen breken van weerstanden minder vruchtbaar dan het creëren van nieuwe, groene praktijken, die effectief en voorbeeldstellend zijn? Biedt het deelgenoot zijn van de groene beweging de mogelijkheid van een nieuwe, waardevolle identiteit? Ergens toebehoren is een diep menselijk verlangen!
Wellicht is de grootste moeilijkheid nog om onder ogen te zien wat de prijs is als we niet veranderen in onze omgang met de Aarde. In mijn boek Homo Ecologicus schreef ik hierover onder meer:
‘Tot nu toe blijkt dat de ecologische toewending vraagt om een verandering van onszelf. Ons mensbeeld, onze houding naar andere levende wezens, naar fysieke bronnen en van ons gedrag… Daarin ligt de sleutel voor het redden van de Aarde. Nietzsche zei het al: ‘De ziekte van de Aarde is de mens’. Ik wil dit preciseren: ‘Onze relatie met de Aarde is ziek’.
Juist het besef dat wij leven in het Antropoceen – als een door onszelf aangegeven tijdvak in de lange evolutionaire ontwikkeling – opent de deur naar het ontwikkelen van noodzakelijke handelingsrepertoires en naar afwegingen over wat de meest effectieve interventies kunnen zijn. De apocalyps aanvaarden vereist niet alleen Gaia onder ogen zien, maar zeker en vooral onszelf tegemoet treden.’ (Van der Vet, 2018).
Van modernize naar ecologize
Wat betekent dit alles voor ons hiervoor genoemde moderniseringsproject?
Ik volg Bruno Latour die een verschuiving van modernize naar ecologize bepleit, die onder meer gestalte kan krijgen vanuit de analyse van de grondslagen van het moderniseringsproject en de vraag hoe we andere pijlers kunnen vinden voor een gedeelde wereld (Latour, 2018).
Ik denk dat we nog nauwelijks de implicaties van deze in mijn ogen noodzakelijke beweging kunnen overzien. Het raakt vraagstukken als de plaats van de technologie, rechtvaardige verdeling van Aardse bronnen en ruimte, behoud of verwerven van ruimte om in vrijheid te kunnen leven en werken mede in relatie tot principes van voorzorg of niet-schaden. Hoe komen we weg van het fragmentisme en bereiken we meer ‘ecologische heelheid’? Uiteindelijk liggen er voor de ‘groene beweging’ morele opgaven – een louter instrumentele benadering schiet te kort.
Dit leidt ook naar een van de mijns inziens belangrijke uitdagingen van ecologisch waardenwerk, namelijk het exploreren van de wederzijdse betekenis tussen een nieuwe filosofie van de Aarde en praktisch ecologisch handelen. Deze exploratie kan ons leiden naar een nieuwe taal, onder meer om ‘mondiaal’ en ‘lokaal’ met elkaar te verbinden, om de eerdergenoemde ‘derde attractor’ te concretiseren, om het ecologisch mens- en wereldbeeld goed te kunnen articuleren, en om de duurzaamheidsopgaven te integreren in ons dagelijks denken en doen.
Dit artikel afsluitend, zeg ik: ‘Laten we vriendschap met de Aarde sluiten’! Ecologisch waardenwerk biedt hierbij richting en houvast. Het vormt tegenwicht tegen de illusie van de kwaadaardige Bodemloosheid. Het zoekt de rijkdom op van nieuwe mogelijkheden die vanuit de eigen functie, positie en rol gecreëerd kunnen worden. We kunnen als beginners een project aanvatten dat decennia, wellicht eeuwen zal duren. En dat ons tot ‘Aardemensen’ zal maken.
Eric van der Vet (1947) werkte ruim veertig jaar in onder meer de jeugdzorg en ouderenzorg als bestuurder, interimmanager en adviseur. Zijn proefschrift uit 2015 ging over lokale staat van zorg. Tot voor kort was hij redacteur van tijdschrift Waardenwerk, recent is hij betrokken bij het realiseren van woonprojecten voor ouderen.