De derde leeftijd, dessert van het leven

‘Mijn leven. Als ik die woorden denk, zie ik een lichtstreep voor mij. Bij nadere beschouwing heeft die lichtstreep de vorm van een komeet met een kop en een staart. Het meest lichtgevende deel, de kop, is de kindertijd en de jeugd. De kern, haar allerdichtste deel, is de vroegste kindertijd waarin de belangrijkste karakteristieken van ons leven worden vastgelegd. Ik probeer mij te herinneren, ik probeer daarin door te dringen. Maar het is moeilijk je te bewegen in deze verdichte regionen, het is gevaarlijk, ik heb het gevoel alsof ik de dood te na kom. Verder naar achteren wordt de komeet dunner – het is het langere deel, de staart. Hij wordt steeds dunner maar ook breder. Nu bevind ik mij ver in de staart van de komeet, ik ben zestig jaar als ik dit schrijf.’

Tomas Tranströmer

 

De Fransen noemen de tijd van hun pensionering graag le troisième âge. Op deze levensfase, na hun werkzame leven, zijn ze trots. Tijdens een fietstochtje langs het Zuid-Franse Canal du Midi zag ik een feestelijke bijeenkomst van ouderen. Toen ik ze spontaan bonjour le club du troisième âge toeriep, werd ik meteen uitgenodigd om een glas met hen te drinken.

De meest gebruikte indeling van het leven in fasen is: jeugd, volwassenheid en ouderdom. De uitdrukking derde leeftijd, is volgens de Dikke van Dale een verouderde benaming voor de levensperiode vanaf ongeveer 60 jaar, maar bij de Vlamingen is zij nog springlevend. Daar heeft elke stad die zichzelf respecteert een universiteit voor de derde leeftijd waar lezingen en cursussen worden aangeboden voor senioren.

Door het thema van de Boekenweek in 2008 ‘Van oude Menschen… De derde leeftijd en de letteren’ werd de term nieuw leven ingeblazen. Er wordt – doordat mensen steeds ouder worden – soms al gesproken over de vierde leeftijd. Er is de laatste jaren enige renovatie op gang gekomen als het gaat om een andere benaming voor de oudere mens. Dat past in de trend om namen die discriminerend, stigmatiserend of neerbuigend zijn niet meer te gebruiken. Wie spreekt er nog over invaliden of negers? We gebruiken daar intussen andere woorden voor. Ook woorden die eeuwenlang werden gebruikt voor ouderen hebben een verfrissingbad ondergaan. Woorden als ouderdom en bejaard hoor je vaker uit de mond van jongeren. De ‘ouden van dagen’ zelf spreken liever over ouderen of senioren en dankzij de creatieve taaltoevoegingen van Van Kooten en De Bie kun je je nog heel lang een jongere oudere voelen voor je echt een bejaarde bent. Dat er nog nooit zoveel ouderen zijn geweest die actief en gezond en wel zijn, heeft er zeker toe bijgedragen dat deze nieuwe benamingen zijn ingeburgerd. Wie wil als zestigplusser nog een bejaarde of oudje worden genoemd, laat staan zich zo voelen? De derde leeftijd wordt ook wel het dessert van het leven genoemd. Een toetje om je op te verheugen of zoals de commercie dat graag voorstelt: het ‘Zwitserlevengevoel’ met een goed pensioen, kinderen op hun plek, grootouders genietend van de kleinkinderen. De senioren zijn vaak op reis of struinen heel Europa af met een nieuw gekochte of tweedehands sleurhut. In de reclamefilmpjes zien ze er, weliswaar grijs, op en top en gebruind uit!

Ouderen maken door de toenemende vergrijzing intussen een behoorlijk groot deel uit van onze samenleving. Ze zijn in tegenstelling tot vroeger mondig, op veel plekken aanwezig en laten zich als het nodig is niet de kaas van het brood eten. Daarentegen worden er behoorlijk veel kritische noten gekraakt over hun wederwaardigheden zoals de veelgehoorde klacht dat heel wat babyboomers zorgeloos kunnen genieten van een flink pensioen, gaan en staan waar ze willen en zich geen zorgen maken over wat er zoal gaande is in een sterk veranderende maatschappij. Het schrikbeeld van ‘Gerotopia’ in de Verenigde Staten, waar ouderen in ommuurde stadjes genotzuchtig de oude dag doorbrengen met golfbanen en zwembaden en waar kinderen niet welkom zijn, heeft Nederland gelukkig niet in zijn greep. Toen in 2010 psycholoog Jan Walburg, directeur van het Trimbos-instituut, zijn boek Jong van geest. Optimistisch ouder worden is geen kunst ten doop hield – waarin hij behoorlijk kritiek uitte op het veelvoudig consumeren van heel wat ouderen en ervoor pleitte dat zij juist veel kunnen bijdragen aan de samenleving – kreeg hij via ingezonden brieven flink de wind van voren. Ouderen lieten zich horen die als vrijwilligers werken in een bibliotheek of voorlezen bij zieken of gehandicapten of zich steeds blijven ontwikkelen door het volgen van cursussen bij een volksuniversiteit of HOVO (hogere opleiding voor ouderen). Op zich was dat koren op zijn molen, want het stemde hem juist treurig als hij keek naar het Zwitserleven van veel moderne ouderen. In een interview zei hij:‘de positieve psychologie leert ons dat een louter consumptieve oude dag wel plezier maar géén duurzaam geluk geeft. Telkens weer blijkt uit onderzoek: wie gelukkig wil zijn, moet zich blijven ontwikkelen. Dus vanuit psychologisch perspectief kan ik met klem adviseren: ga iets doen, mobiliseer je enthousiasme en je nieuwsgierigheid om iets aan te pakken in die periode. En vanuit maatschappelijk perspectief zou ik eraan willen toevoegen: we leven in een wereld met grote sociale problemen. Aan de oplossing daarvan heb je wellicht niet zo veel kunnen bijdragen omdat je een druk leven hebt geleid met werk en gezin. Mooi dat je daar nu wel gelegenheid voor hebt.’2

‘Ga iets doen’ klinkt ouderen wellicht niet als muziek in de oren. Zei je vader of moeder dat vroeger ook niet als je maar wat aan het lanterfanten was? Zinnige bezigheden moeten op je pad komen wil je er met plezier mee bezig zijn. Het zijn vaak uitnodigingen of uitdagingen die je opeens kunnen beroeren of waar je je voor wilt gaan inzetten. Iemand belt je op om te vragen of je wilt collecteren voor een goed doel. Als een familielid of vriend een ziekte of handicap heeft waarvoor de collecte bedoeld is, kan het kwartje opeens vallen en ga je op pad, elk jaar weer opnieuw. Levenservaring en het langdurig samenwerken met mensen hebben je gevormd en veel kennis geschonken. Stel: je houdt van kunst en cultuur en je vindt dat het geregeld bezoeken van een museum, schouwburg of concertzaal je inspireert om je, nu er meer tijd en ruimte is, als bestuurslid of vrijwilliger in te zetten voor een creatieve stichting in je woonplaats. Uitnodigingen raken mensen veelal sneller. Je hebt dan het gevoel dat iemand je kwaliteiten en competenties heeft opgemerkt en dat doet goed.

 

Pensioen en ‘onderbenutting’

Tijdens de verkiezingscampagne in 2010 en ook weer in 2012 was het wel of niet verhogen van de AOW-leeftijd een heet hangijzer binnen verschillende politieke partijen. In al het gekrakeel rondom de AOW werd veelal een steekhoudend argument van overweging gemist. Toen de effecten van de economische en eurocrisis hun weerslag lieten zien, kreeg de belangstelling voor de kwaliteit van werk nauwelijks nog aandacht. De verwachte kritiek van werknemers op deze ontwikkeling werd een treurzang die menigeen niet meer hardop durfde te zingen. Het zou echter blijk hebben gegeven van enig invoelend vermogen als er in de discussies over de verhoging van de AOW-leeftijd meer begrip zou zijn geweest voor mensen die na jaren van saai en oncreatief werk ernaar snakken om ermee op te houden. En dan hoeft het nog niet eens te gaan over zwaar lichamelijk of anderszins belastend werk. De oorzaak van dit jarenlange ongerief is bovendien met medelijden de wereld nog niet uit.

Wie is het niet eens met het gegeven dat de loopbaan, naast gezondheid en menselijk contact, tot de belangrijkste thema’s van het leven behoort. In de persoonlijke levensloop zou de loopbaan een steeds terugkerende factor van aandacht en vaak ook van zorg moeten zijn. Een keuze voor de verhoging van de AOW is op zich een rechtvaardige oplossing. Maar het is slechts één kant van die medaille. Gebrek aan inhoud en kwaliteit van werk, en een ondermaatse sfeer op de werkvloer zijn er belangrijke oorzaken van dat veel werkers er behoorlijk tegenop zien langer te moeten werken en hunkeren naar de tijd van onderbenutting – zoals hoogleraar De Lange enige tijd terug in een publicatie de pensioenperiode noemde.

Die onderbenutting wordt doorgaans door veel gepensioneerden zinvol gevuld, zoals hierboven al werd opgemerkt. Naast allerlei taken die ouderen zichzelf toebedelen, komen ze eindelijk ook eens toe aan persoonlijke passies en liefhebberijen, zonder meteen te horen te krijgen ‘achter de geraniums te zitten’. Het voorkómen dat mensen in een gat vallen als ze ophouden met werken moet uiteraard niet vlak voor de pensionering beginnen. Het dessert van het leven moet immers ook de moeite waard zijn. Dat betekent dat we op twee gebieden aan kwaliteitsbevordering moeten werken: de kwaliteit van de laatste fase van het werkzame leven blijvend op peil houden, zo nodig stimuleren of verbeteren en het dessert van het leven smakelijk (voor)bereiden. Dat betekent vooral dat oudere werknemers zich steeds welkom moeten kunnen voelen en dat hun beroepsuitoefening geaccepteerd en gewaardeerd wordt.

Binnen het vakgebied van personeel en arbeid en loopbaanbegeleiding is intussen een schat aan kennis en vaardigheden ontwikkeld door geëngageerde werkers die niets liever willen dan daaraan bijdragen, want kwaliteitsverlies van arbeid holt alle motivatie voor de resterende jaren uit.

Als de pensioensgerechtigde leeftijd is bereikt, kan een oudere zich gelukkig prijzen als hij wordt gevraagd zijn beroep nog een tijdje voort te zetten door deeltijdwerk, bijzondere opdrachten of advies. Gelukkig zien we daar mooie voorbeelden van en hopelijk zullen ouderen, die langer fit en gezond blijven dan een aantal decennia terug het geval was, langer nuttig kunnen blijven in onze samenleving.

Kritiek op onderbenutting is wel te begrijpen, zij het met de voornoemde kanttekeningen. Radicale onderbenutting komt echter voor veel 50-plussers aan als een mokerslag als er een abrupt einde komt aan hun werkzame leven door ontslag vanwege bezuinigingen, reorganisatie of faillissement. Sollicitatieplicht en het volgen van diverse trainingen bij het UVW (Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen) bieden door de grote hoeveelheid werklozen in onze tijd weinig of in het geheel geen soelaas. Naast verlies van arbeid en een vast inkomen wordt in het begin van deze nieuwe levensfase, de derde leeftijd, flink wat roet in het eten gestrooid…

 

De roos toont onze toestand

Net als in elke fase van het leven kent de derde leeftijd zijn ups-and-downs. Hij is er zelfs meer dan de voorafgaande twee flink mee bedeeld. In vroeger tijden was men er niet zo bang voor om de realiteit van de oude dag te beschrijven of zelfs te bespotten. De middeleeuwse geleerde Alanus ab Insulis geeft in een fragment van een van zijn geschriften blijk van het toenmalige levensgevoel. De mens is een kwetsbaar wezen en verwelkt snel als een roos die zijn heil slechts van ‘de Voorman’, de bestuurder van de geest kan verwachten.

‘De roos toont ons onze toestand, duidelijk beschrijft ze onze situatie, ons leven beeldt ze uit. Die bloeit in de morgenstond, amper opgebloeid vergaat de bloem, als des avonds alles verwelkt. (…) Oud jong terzelfde stond, grijsaard en kind in één verwelkt de roos tijdens het bloeien. Ook ’s mensen levenslente en de jeugd van de eerste morgen bloeit slechts korte tijd. Maar in de levensavond eindigt deze ochtend, en weldra nadert voor ieder leven de schemering.

Nog eer alle glans is ontplooid is de schoonheid reeds voorbij en de tijd stroomt daarover voort. (…) Ween over schuld en boete, houd u in toom, overijl niets, leg ieder hoogmoed af, Voorman, bestuurder des geestes, stuur ons verstand en zorg dat zijn weg geen dwaalweg wordt.’

Als ik als mens van de 21e eeuw terugkijk naar die lang achter ons liggende tijd en teksten lees van toenmalige schrijvers zoals van deze Alanus, dan zie ik achter de beschrijvingen van het kwetsbare leven het bedekte gevoel van verwachting en hoop dat het leven meer in petto zou moeten hebben. De toenmalige absolute zekerheid van een beter leven na dit tranendal sloot daar naadloos op aan en werd als een grote vertroosting gezien voor wat hier niet kon worden bereikt. Vanuit onze postmoderne visie kan de hoop uit die voorbije tijd op een beter leven ná dit leven ook als een metafoor gezien worden voor de inzet van een beter leven hier op het ondermaanse…

 

Tekst ontleend aan:

In de middag van het leven
Over het belang van het levensverhaal voor de derde leeftijd
Gabriël Prinsenberg
ISBN: 9789088504839
Het boek is in iedere boekhandel vanaf 30 november 2013 te verkrijgen of via de site van de uitgever.

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

*