De relatieve paniek die bij spaarders al een tijdje heerst zoekt overal een uitweg. De paniek is ontstaan doordat er niet tot nauwelijks nog rente wordt uitgekeerd op spaartegoeden via de bank, terwijl onze regering nog steeds denkt dat iedere spaarder 4% rendement moet kunnen halen en op basis daarvan ook belasting oplegt. De vermogensrendementsheffing is niet alleen een ongewenste schadepost voor burgers, maar het legt ook een druk op hen om het spaargeld elders onder te brengen.
Een mogelijkheid is om geld te investeren via crowdfundingsbedrijven. Dat zijn bedrijven die bemiddelen tussen ondernemers die geld nodig hebben en u als investeerder. De geldvrager omschrijft zijn geldbehoefte en voorziet dat van een rente-aanbod en een looptijd waarbinnen de lening wordt terugbetaald. De bemiddelaar – het crowdfundingplatform – doet zelf een risico-taxatie of besteedt dat uit en publiceert vervolgens de geldvraag op de website. De hoogte van de geboden rente hangt veelal samen met het risico: hoe riskanter, hoe meer rente er beloofd wordt.
Dus als er 9% rente wordt beloofd en het blijkt mis te gaan, dan is dat niet verwonderlijk; het is het risico van de investeerder: een gokje. Maar het blijkt steeds meer dat ook laag-risico bedrijven toch een hoog risico blijken te zijn. En dan wordt crowdfunding steeds meer een gokpaleis, waar het risico dat je zelfs niet eens je inleg terug krijgt onbeheersbaar blijkt. De risicotaxatie van de bemiddelaar is kennelijk goed bedoeld, maar zeker niet waterdicht.
Sinds 2011 is er meer dan 1 miljard via crowdfunding gefinancierd en alleen al in de eerste helft van 2019 hebben mensen zoals u en ik 203 miljoen geïnvesteerd. Allemaal vanuit de paniekgedachte om meer rendement te halen. Het gevoel dat bij crowdfunding wordt gepromoot is, dat je je geld geeft aan een bekend doel, met een omschreven ondernemingsplan en met namen van de geldvragers. Dat voelt vertrouwd aan. Het is echter niet zo dat er tussen geldgever en geldvrager een relatie is, waarin een vorm van communicatie plaatsvindt. De communicatie vindt plaats via de bemiddelaar, het platform. En als het flink fout gaat, stuurt de bemiddelaar een deurwaarder op pad om achterstallige betalingen te incasseren.
Als geldgever heb je daar lijdzaam op toe te zien. En soms ook toe te zien dat een bedrijf failliet gaat en soms ook gewoon doorstart onder dezelfde of een andere naam. De geldgevers blijven achter en de ondernemer leeft zijn leven weer verder. En of dat nu gaat om een brasserie, een witgoedhandel, een boekwinkel, een oordoppenmaker, een fitness-bedrijf, een therapiebedrijf, een softwaremaker: geld weg, foetsie: ook al was het risico minimaal of uiterst beperkt. De bemiddelaars zijn niet scheutig om de risico’s te benadrukken en geven ook geen cijfers af over de mislukkingen. Uit eigen ervaring en die van anderen lijkt het erop dat 10% van de projecten flopt. Maar dat is waarschijnlijk een hele voorzichtige inschatting.
Dus ook hier geldt: gemakkelijk rendement halen bestaat niet. Je kunt ‘geluk’ hebben, maar zoals ook wordt geadviseerd: besteed nooit meer dan 10% van je beschikbare geld in crowdfunding.
En wellicht is het een idee om bij de wat grotere funding – zeg boven een ton – de financiers wat meer te betrekken bij de geldvrager om ze ook meer te betrekken bij het wel en wee van de ondernemer. Niet als plicht, maar als optie. Want bij sommige faillissementen krijg je het gevoel: hoe kan dat in hemelsnaam failliet gaan?