In de negentiende eeuw hield Nietzsche een pleidooi om de hemel los te laten en de aarde trouw te zijn. Dan pas kan er een nieuwe wereld ontstaan, kunnen er nieuwe mensen komen die anders in het leven staan en er andere waarden op na houden. Hij spreekt over een herwaardering van alle waarden, maar zo voegde hij er aan toe, dat kan nog wel enige tijd duren. ‘Ik kom te vroeg. Het is mijn tijd nog niet.’
Misschien wordt het langzamerhand tijd de aarde trouw te zijn en haar meer lief te hebben dan de hemel, hoewel veel mensen de hemel nog steeds beschouwen als kompas voor hun leven. Het houdt hen op de been, maar ze lopen met hun hoofd in de wolken en belemmeren daarmee het zicht op de wereld. ‘Nou en?’ Eenieder moet zelf uitmaken hoeveel waarheid en wijsheid hij of zij kan verdragen. Het is ook niet eenvoudig om de aarde trouw te blijven, niet alleen trouw te zijn aan het leven maar ook aan de dood. Om oog te hebben voor alles wat groeit en bloeit, maar ook voor dood en verderf.
Soms is er moed nodig, moed om die nietige aardse werkelijkheid onder ogen te zien waar te midden van het krioelende leven ook de vernietiging aanwezig is, het lijden en het verdriet. Wie dat niet kan onderkennen, blijft vaak steken in kortstondig geluk of in ondraaglijke pijn. Dan is het moeilijk die beide te overwinnen. ‘Wij zijn er niet in opgevoed het onvermijdelijke als natuurlijk te erkennen’, schrijft Rabindranath Tagore. ‘We kunnen met gratie opgeven wat voorbijgaat, maar wachten gewoon tot het in een onbewaakt ogenblik van ons wordt weggerukt. De waarheid komt als overweldiger omdat we de kunst haar als vriend te ontvangen, hebben verloren.´
We leven op een onooglijke speldenknop in een onmetelijk heelaal dat bestaat uit miljarden sterrenstelsels. Op de tijdschaal van dat heelal leeft de mensheid maar enkele minuten, een kwartier misschien, dan is het voorbij, een onbeduidend gebeuren waarvan al spoedig niets meer is waar te nemen en dat voor miljarden sterren en sterrenstelsels onopgemerkt bleef.
Na iedere inademing van nieuw leven volgt het uitademen, het afscheid. Na iedere dag komt er een nacht, en dan weer een dag en weer een nacht. Of zoals Jeroen Brouwers het in Winterlicht beschrijft: ´Iedere werkelijkheid zinkt weg in andere werkelijkheden, iedere waarheid spiegelt zich in andere waarheden, de ene tijd vervloeit met een andere, zoals rivieren met elkaar vervloeien en zoals de ene droom osmotisch in de andere binnendring; er bestaat geen tijd, alle klokken staan stil, er bestaat geen geschiedenis. Alles is maar bij wijze van spreken.´
Altijd duurt alles maar even. Een flits van geboren worden, opgroeien, ouder worden en sterven. Lente, zomer, herfst en winter. Trouw zijn aan de aarde betekent trouw aan dit aardse ritme van alles dat leeft. Het betekent ook vertrouwd zijn met de wet van eten en gegeten worden, waarmee de oude Hindoes al worstelden. Ze begrepen niet waarom je levende planten, vruchten, insecten, vissen en dieren moest doden om in leven te blijven, dat het vermalen en vernietigen van wat leeft door het op te eten en door de ingewanden te laten verteren, nodig is om te overleven. Maar dat fluistert de aarde ons juist toe, dat dood en leven elkaar nodig hebben, dat dood een voorwaarde is voor leven, en leven een voorwaarde voor dood. Trouw zijn aan de aarde betekent de schoonheid en majesteitelijkheid ervan onderkennen, de vreugde maar ook het verdriet.
Bovenmenselijke opdracht
Maar het lijkt een bovenmenselijke opdracht om de aarde trouw te zijn. Daarvoor moeten we een ander mens worden, zijn er andere mensen nodig, nieuwe mensen die de adem van de lege ruimte in het gezicht kunnen verdragen, die de aarde met haar licht en haar donker, haar hoogtes en diepten onderkennen en zo overwinnen. Trouw aan de aarde betekent aandacht voor het tijdelijke, het beperkte van dit bestaan om daarin het tijdloze en grenzeloze te beleven. Het betekent het onvermijdelijke lijden en verdriet accepteren. ‘Wat jou niet meteen doodt en vernietigt, maakt je sterker’, schrijft de filosoof met de hamer. Je niet bezighouden met een andere wereld en een leven na de dood, maar de dagelijkse dingen omarmen, loslaten, kussen in het voorbijgaan. ‘Degene die een vreugde aan zich bindt, vernietigt het gevleugelde leven; degene die de vreugde kust in haar vlucht, leeft in eeuwige zonsopgang’, dicht William Blake.
Om een ander mens te worden, dienen we dat mens-zijn te overwinnen en goden te worden. We hebben god-mensen nodig, helden en heiligen om ons aan te spiegelen, aan hen gelijk te worden en zo grenzen te verleggen. In de klassieke oudheid waren dat Horus, Dionysos en later Jezus die de hitte van de dag hadden meegemaakt, de last van het leven hadden gedragen. Zij hadden het lijden doorleefd en het geluk omarmd, de dood en de vernietiging aan den lijve ondervonden, maar uiteindelijk de triomf behaald en de dood overwonnen.
De vroegere Egyptenaren hadden met hun Isis en Osiris de hoogten en diepten van het bestaan doorleefd, de Griekse ingewijden in Demeter en Dionysos de dood overwonnen.
Als we geen goden worden, kunnen we de aarde niet trouw zijn, kunnen we het tijdelijke en beperkte van het bestaan niet aan, het weerloze en kwetsbare leven niet verdragen. De grandeur van god-mensen ligt niet in een hemelse toekomst maar in een werelds nu waar pijn, lijden en dood erom vragen overwonnen te worden. Dat is mogelijk door die wereld te omarmen en lief te hebben en trouw te zijn.
Piet Winkelaar
voorjaar 2012