Brief aan God : Mag ik later alstublieft met Heintje trouwen?

“Lieve God,
Mag ik later alstublieft met Heintje trouwen?”

Ik zal een jaar of twaalf geweest zijn toen ik dit briefje schreef. Onze Godsdienstmeester had ons gevraagd een brief aan God te schrijven.
Die brief moest gaan over ons grootste geheim of diepste verlangen. De brieven gingen in een envelop en de meester zou onze brieven op de bus doen, zodat ze bij God terecht zouden komen.
Heintje was in die tijd een klein jongetje met een gouden keeltje. Een kindsterretje dat liedjes zong waarvan, met name moeders en oma’s een traantje moesten wegpinken. Hij zong bijvoorbeeld dat zijn moeder de allerliefste van de hele wereld was en dat omaatje lief alsjeblieft lang bij hem moest blijven, in ieder geval zolang dat ze leefde. Over vaders en opa’s zong hij niets. Maar wel weer dat hij van Holland hield met z’n stranden en z’n zee. En van de molens met hun wieken in de wind.

Oh, wat hield ik van zijn liedjes en oh, wat hield ik van Heintje. Maar dat was wel geheim. Tegen mijn vriendinnetjes kon ik moeilijk zeggen dat ik verliefd was op een jongetje dat liedjes zong die bij oudere dames in de smaak vielen. Mijn vriendinnen dweepten met Elvis Presley en met de Rolling Stones, dus hing ik ook maar een poster van Mick Jagger boven m’n bed. Om niet uit de toon te vallen, want ik was toen nog niet de durfal die ik later zou worden. Dus als de Stones op de radio te horen waren, brulde ik samen met mijn vriendinnen “come on” van A tot Z mee, want dat was volgens hen de absolute nummer één. Grappig genoeg kwam dit Stonesnummer in de Britse hitparade nooit verder dan plaats 21. Maar dit geheel terzijde.

Naast nummers van de Stones en Elvis zongen we ook luidkeels “It’s a man’s world” mee met James Brown, “Blowin in the wind” met Bob Dylan en ”We can work it out” met de Beatles. Maar als Heintje met zijn “Mama” op de radio was, en dat was hij zeer regelmatig, dan keken mijn vriendinnen met een afkeurende blik en giechelden minachtend. Niet om aan te horen, vonden zij. Zó kinderachtig!

Maar ’s nachts droomde ik niet van een stoere Mick Jagger met ontbloot bovenlijf. Nee, ik droomde van een twaalfjarig jongetje met een zachte G uit het Nederlandse Limburg.
Mijn moeder kreeg om de zoveel tijd een stapel Libelles van haar zus uit Nederland opgestuurd. In dat damesblad stond regelmatig een artikel vol wetenswaardigheden over Heintje. De Libellelezeressen vormden immers de ideale doelgroep. Ik neusde maar al te graag in de Libelle. Op jacht naar nieuwtjes over mijn geheime idool. Als er foto’s van hem in stonden, knipte ik ze stiekem uit en verstopte ze onder mijn matras. De Libelles gingen na verloop van tijd naar vriendinnen van mijn moeder die geen zus in Nederland hadden. Die vriendinnen hebben in die Libelles nooit meer een foto van Heintje kunnen vinden… Heintje, mijn geheime liefde.

En toen kwam onze Godsdienstmeester met het idee om onze diepste verlangens en wensen aan God voor te leggen. Ik weet nog heel goed dat ik eraan twijfelde of God wel post kon ontvangen, maar ik wilde deze kans toch niet voorbij laten gaan. Want stel je voor dat God voor mij zou kunnen bemiddelen. Dat God mij en Heintje aan elkaar zou kunnen voorstellen.
Dat God Heintje ervan zou weten te overtuigen dat ik de enige echte ware voor hem zou zijn. Stel je nou toch es voor…

Dus ik schreef mijn briefje aan God. Ik versierde mijn briefje met hartjes, zette mijn naam en adres eronder en likte de envelop dicht. “Aan God” schreef ik er in mooie krulletters op. En zo leverden al mijn klasgenootjes hun brief aan God in bij de meester.
Achteraf denk ik dat de meester ’s avonds al die enveloppen heeft geopend en zich, misschien wel samen met zijn vrouw rot heeft gelachen om al onze diepste geheimen en wensen. Maar daar was ik toch niet helemaal zeker van.
Een paar maanden later werd ik verliefd op een jongen die in de buurt was komen wonen. Ook in het geheim, maar tòch. ..
Heintje kon ik daar niet meer bij gebruiken. Maar ik had wel aan God gevraagd of ik met Heintje mocht trouwen. En wat nou als God nog steeds zou denken dat ik dat wilde. Daar moest ik vanaf. Dus ik begon te bidden. “Lieve God, hoef ik alstublieft niet met Heintje te trouwen?” Toen wist ik zeker; je kunt beter bidden dan een brief schrijven. God heeft mijn brief nooit gelezen, maar wel mijn gebed verhoord!

Kitty Verheul
kittyverheul@gmail.com

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

*