Vaak vraag ik me af of onze vrijheid wel zo groot is als we graag veronderstellen. Als ik rond kijk, terugkijk op mijn eigen handelen en de keuzes die ik gemaakt heb, dan vraag ik me af hoe vrij dat allemaal is geweest. Heel veel dingen doen we omdat we niet anders kunnen. We zijn nogal bepaald door wat we hebben meegemaakt, door onze geschiedenis, hoe we zijn grootgebracht welke soorten onderwijs we hebben doorlopen, maar ook door onze genen, onze capaciteiten, mogelijkheden en onmogelijkheden zitten we vast in een sjabloon, liggen we opgesloten in een ik-persoon, waaruit bijna niet is te ontsnappen.
Wanneer vrijheid als 100% is voor te stellen, dan is de daadwerkelijke vrijheid hooguit 5%, misschien nog veel minder, maar we doen alsof het 100% is want dan kunnen we makkelijker over schuld spreken, kunnen we elkaar ter verantwoording roepen, kunnen we schelden, straffen en doden. Sprookjes zijn altijd aantrekkelijker dan de werkelijkheid.
Maar door die paar procent vrijheid heb ik het met iedereen te doen, want we zitten in dezelfde situatie, worden vooral ook gestuurd door de omstandigheden, de situatie, de tijd en het lot. We zijn uit hetzelfde hout gesneden, we willen niet dat er dingen gebeuren die toch gebeuren, we zouden anders willen handelen, anders willen zijn, maar we zijn die we zijn. Amor fati. We zijn mensen en daar is niets aan te doen, geen goden, al willen en denken we dat graag, als laatste mogelijkheid. Maar dat helpt niet, het maakt het erger. Ach armen. Ik moet me met hen verbinden, ik moet iedereen vasthouden denk ik dan, in eenheid verbonden zijn ook als ze er vreselijk uitzien, of als ze wild om zich heenslaan, als ze vloeken en schelden en oorlog voeren. Ze kunnen niet veel anders. Ze zijn wie ze zijn. En we zijn één van hen.
En dan lees ik Boven het Dal van Nescio uit de jaren twintig. Het verschil van een eeuw doet er niet toe. Tijd is soms een sta in de weg.
Ik zit op de berg en kijk uit over het dal der plichten. Dat is dor, er is geen water, het dal is zonder bloemen en bomen. Er lopen veel mensen door elkaar. De meesten zijn wanstaltig en verwelkt en kijken voortdurend naar de grond. Enkelen kijken nu en dan op en dan schreeuwen zij. Na enigetijd sterven zij allen, toch zie ik niet dat hun aantal mindert, het dal ziet er steeds eender uit. Verdienen zijn beter?
Ik rek mij uit en kijk langs mijn armen naar de blauwe lucht. Ik sta in het dal op een pleintje van zwarte sintels, bij een kleine stapel afbraakplanken en een onbruikbare wasketel. En ik kijk en zie me zelf zitten, daar boven, en ik jank als een hond in de nacht.
Piet Winkelaar
April 2022