Emotie en rede door de eeuwen heen

 

‘Intelligentie is het best verdeelde goed op aarde, iedereen denkt er voldoende over te beschikken’ (Descartes). In onze cultuur wordt het cognitieve veelal overgewaardeerd ten koste van het emotieve. Maar bij gebrek aan juiste gevoelens heeft meer nadenken weinig zin.

Aandacht voor klassieke en verlichtingsfilosofen die over de verhouding emotie en rede verschillend dachten. Met de opkomst van de psychotherapie (her)ontdekten we in het westen ons gevoelsleven. Neuropsychologisch onderzoek bevestigt de onverbrekelijke interactie tussen beide bij onze alledaagse beslissingen.

 

Het klassieke erfgoed

De westerse cultuur rust sterk op het gedachtengoed uit de Griekse en Romeinse periode (400 v. Chr. – 200 n. Chr.). Emoties zijn krachten zo sterk als paarden die ons omlaag kunnen trekken of daarentegen verheffen tot een perfecte levenswijze (Plato). Het paard heeft daarom een ruiter nodig die op grond van de rede de juiste richting geeft. Als aartsvader van een ideale bovenwereld met zuivere en eeuwige waarden, stelt hij daarbij in Symposium ‘dat liefde onze beste gids is, waker, onze beschermer en bewaarder’. Plato werd met dit laatste een geweldige inspiratiebron voor het Christendom dat zich later als wereldreligie zou ontwikkelen.

Geluk (eudemonia), zo stelt Aristoteles, is voor elk mens het praktische doel, ook al moet ieder dat op zijn manier zien te verwezenlijken. Geen dom geluk maar welzijn verkregen door deugden als redelijkheid, matigheid, moed en rechtvaardigheid. Daarbij het vermogen vriendschap te sluiten en gevoelens te hebben (genot en pijn). Hiermee kan het juiste worden gedaan om geluk, tevredenheid of innerlijke rust te verkrijgen. ‘De mens is een combinatie van intellect (logos) en streven (pathos), en deze combinatie is een beginsel van handelen’. In het aan Aristoteles toegeschreven werk met de klinkende titel Magna Moralia (Grote Ethiek) neemt hij dan ook stelling tegen de opvatting dat deugd alleen rede is. Ook uit non-rationele impulsen komen goede dingen voort overeenkomstig de juiste rede. Opvoeding van de geest zonder opvoeding van het hart is voor hem dan ook geen opvoeding.

Epicurus stelde dat het meest wezenlijke van de mens het vermogen is om lust (welzijn, genot) of onlust (angst, leed) te ervaren. Het geluk is het belangrijkste goed dat van nature bij ons past en nemen we steeds als uitgangspunt bij het kiezen of vermijden. Hiermee formuleerde hij het hedonisme.

Het woord stoïcijns kennen wij al in de betekenis van de toestand kalm en onverstoorbaar blijven (ataraxia) in de meest hachelijke omstandigheden. Het stoïcisme dat in het Romeinse rijk (imperium romanum) erg populair werd richt zich op zelfbeheersing en zelfverloochening die ons weerhouden van slapheid, geilheid, heerszucht en verkwisting. Door de keuze van het juiste midden, uitstelling, vermijding, onthechting en aanvaarding van het lot (amor fati)  worden emoties in de hand gehouden. Dat levert een rustige gemoedstoestand (apatheia). Een moraal voor slechte tijden dus of zoals men wil een wapen tegen de menselijke kwetsbaarheid. ‘Het niet door affecten beïnvloedde redelijk denken is een vaste citadel’ (Aurelius). Emoties kregen een ongunstige betekenis en het hedonisme van Epicurus werd krachtig bestreden uit vrees voor uitspattingen van allerlei soort. Ook fel veroordeeld door het Christendom als belemmering voor spiritueel leven. ‘Epicurus was overigens niet de profeet van het zwelgen, eerder de filosoof van het verstandig genieten en kalme geluk’ (Dohmen). De leer werd niettemin in de ban gedaan, zijn werken vernietigd en de rehabilitatie liet nog lang op zich wachten.

 

In de middeleeuwen stelde de kerkvader Thomas van Aquino, in navolging van Aristoteles en Epicurus, dat ‘alle levende wezens streven naar lust’, waaronder kan worden verstaan genot, voldoening, tevredenheid en innerlijke rust. Het betreft zowel lichamelijke lusten (de bekendste, heftigste, kortste en dikwijls de sterkste) en met name geestelijke lusten (de hogere en langstdurende) als motor van de ziel (passiones animae), wat in zijn ‘lustleer’ indicatoren zijn voor een waardevol streven met een voortdurende inwerking van het verstand op het gevoel (‘verstandelijke lust’).

De Verlichting

De Renaissance bevorderde de studie en verspreiding van de oude geschriften, waarop de Verlichting (1700- 1850) zich mede liet inspireren en daarmee het natuurwetenschappelijk denken een enorme boost gaf. De fysieke wereld en de natuur werden in kaart gebracht. Snedig geformuleerde beginselen als  ‘Ik denk dus ik ben’ (cogito ergo sum’) van Descartes en het ‘Durf te denken’ (sapere aude) bij Kant stimuleerden tevens het individuele of autonome denken van de mens. De Verlichting wordt dan ook ‘de eeuw van de rede’ genoemd. Het emotionele leven werd door de wetenschappelijke studie van de materiele wereld en heersende logica sterk verdrukt. Volgens Descartes kon je gewoon een kat aan de wand van de schuur vast timmeren en het gekrijs afdoen als onbeduidend gepiep of geknars van een machine. Emoties waren voor Kant conform de stoïcijnen ‘ziekten van het gemoed’. Het postuleren van een moraal door Kant, als zijnde een ‘zuiver’ product van ons denken, losgesneden van de lichamelijke ervaring (fysieke beleving), plaatste de autoriteit van het denken dictatoriaal boven elke zinnelijkheid zodat dit alleen maar tot vervreemding kon leiden van wat wij zelf ervaren. Veel geciteerd doch weinig gelezen, kenden beide filosofen ook een geheel andere kant van zichzelf, maar wij zien ze graag als prototypen van de rationalist.

In de exacte wetenschappen gaat het alleen om objectieve zaken, de natuurverschijnselen en de aard der dingen heeft geen boodschap aan wat mensen ervan vinden. Fysieke en verstandelijke logica zijn beide leidend. Treft het menselijke aangelegenheden dan gaat dat volgens het logisch empirisme (Wiener Kreis, 1920-1938) over uitingen van emoties of subjectieve voorkeuren zonder aanspraak op een waarheidsgehalte. Toegepast op de menswetenschap betekent dit dat de gevoelsantenne wordt uitgeschakeld. Emoties zijn niet meer dan blinde krachten, oproer, stompzinnige impulsen, lichamelijke ongemakken, onberedeneerde bewegingen en gedachteloze energiestoten. Gevoelens werden afgedaan als ‘onredelijk’, ‘ongewenst’ of ‘typisch vrouwelijk’ (Nussbaum). De Verlichting heeft weliswaar de weg gewezen naar meer kennis en zekerheid, doch ons ook deels verblind.

Herwaardering van emoties.

De Romantiek (circa 1790-1850) met vertegenwoordigers als Rousseau en Goethe was eind achttiende eeuw een welkome contrabeweging op de emotie dodende Verlichting waar de rede de scepter zwaait. Eeuwige liefde, zwaarmoedig lijden (weltschmerz), overweldigende landschappen en alles verzwelgende zeeën bepalen de heftige emoties die de ziel beroeren. ‘De weemoed heeft zelfs in de zuilengang waar de verrukking staat haar troon gezet’ (John Keats, Ode on Melancholy). Voor John Stuart Mill gold ‘romanticism seemed to be the very culture of our feelings, which I was in guest of’.

Hume, net als Mill een Angelsaksische verlichtingsfilosoof, stond eveneens kritisch tegenover de allesoverheersende suprematie van de rede. Het zijn uiteindelijk de passies (emoties, gevoelens of vurige wensen) of sentimenten (ervaringen van plezier of verdriet) en niet de rede, die aanleiding zijn om tot actie te komen en aan te geven of we behaalde resultaten omarmen of afwijzen. Smaak en ervaring zijn originele feiten naast andere werkelijkheden. En hij gaat door: ‘De rede is slechts en behoort slechts te zijn de slaaf van de hartstochten, en kan nooit aanspraak maken op een andere functie dan die te dienen en te gehoorzamen’. De rede kan als routeplanner ons wel de weg wijzen, maar of we werkelijk gelukkig zijn met de eindbestemming is toch aan het gevoel. Zijn visie kan beschouwd worden als een rehabilitatie van het hedonisme van Epicurus.

Met de opkomst in de twintigste eeuw van de psychotherapie, met name de psychoanalyse (angst en lust), de humanistische psychologie (welzijn en acceptatie) naast aandacht voor rouw of traumaverwerking, zijn we ons meer bewust geworden van onze gevoelswereld. Het gelukonderzoek van Maslow leverde met zijn behoeftehiërarchie een duidelijke visie op voor arbeids en levensvreugde. Een of meer ‘peak experiences’ verwijzen daarbij naar vervulling van fysieke, veiligheids, sociale, leer, ontplooiings, esthetische of ethische behoeften. Die periode zou de ‘eeuw van de emoties’ genoemd kunnen worden. Analoog de gedachtegang van Descartes over de onbetwijfelbaarheid van absolute zekerheden zou je hier ook kunnen spreken van ‘sentio ergo sum’ (ik voel, dus ik ben). Voeg daarbij de ontdekking in de jaren zestig door Ekman van de universele gelaatsexpressies van de basisemoties verbazing, blijdschap, angst, verdriet, woede, belangstelling en walging die in elke cultuur opvallend gelijk zijn. Reeds bij baby’s aanwezig en ook bij blindgeboren mensen. We zijn blijkbaar op dezelfde manier emotioneel voorgeprogrammeerd. Zo ongrijpbaar en subjectief zijn emoties dus niet ongeacht de oorzaken die heel divers kunnen zijn alsook de wijze waarop wij ermee omgaan. Het herkennen en bespreekbaar maken van emoties als geluk, angst, tevredenheid, depressie, woede en pijn (denk aan toenemend gebruik van tevredenheidsschalen en melding van grensoverschrijdend gedrag) wint vandaag de dag aanzienlijk terrein. Ook het internationaal gelukonderzoek in vele landen schiet als een komeet omhoog. Aandacht hebben voor emoties bepaalt mede wat we wensen of willen. De stoïcijnen en de rationele Verlichtingsfilosofen konden wel trots zijn op de rede die het gevoel heeft getemd, belangrijk in het leven is evenwel dat ook het hart de rede ment. ‘Wat het hart niet weet kan het hoofd niet goed maken’ (Pascal). Zonder emoties worden wij doelloze objecten en verdwijnt de menselijke ervaring die de basis is van alles.

De rationele emotieve therapie (RET) wijst in navolging van Epictetus, heel bijzonder voor een stoïcijn, op het gegeven dat niet emoties maar gedachten ons van de wijs kunnen brengen en ons ongelukkig maken. Gedachten als zelfdevaluatie, overdramatisatie, generalisatie of doemdenken bijvoorbeeld (Albert Ellis). Veelal zijn we ons van deze irrationele gedachten niet eens bewust die door het hoofd flitsen zoals ‘ik ben niks’, ‘het is onverdraaglijk’, ‘je kan niemand vertrouwen’, ‘het wordt nooit wat’, met gevolg dat meer angst, depressie, agressie of onzekerheid wordt gecreëerd. In de cognitieve psychologie is van vooroordelen, roddel en nepnieuws ook weinig goeds te verwachten wanneer geheel voorbij wordt gegaan aan fact checking.

De huidige neurologische inzichten van ons brein bevestigen de betekenis van onze emoties. ‘De natuur heeft het mechanisme van de rationaliteit niet alleen bovenop, maar ook uit en met het mechanisme van de biologische reactie gebouwd’ (Damasio). Aanhoudend geven ‘emotionele stempels’ (somatic markers) bij beslissingen over investeringen of andere vraagstukken hun afdruk ‘prettig’ of ‘onprettig’, wat onze keuze bewust of onbewust beïnvloedt (de somatische- stempelhypothese). En wat ons behaagt trekt de aandacht, vult het werkgeheugen en beïnvloedt de besluitvorming. Dit hersen-neurologisch beeld waarbij emotie en cognitie hecht met elkaar verweven zijn bij menselijke zaken wordt volledig geconfirmeerd door breinwetenschapper Dick Swaab. ‘Er staat veel op het spel’ zegt Nussbaum, ‘als we emoties gaan zien als intelligente reacties op de inschatting dat iets waardevol is … en moeten ze bij menselijke aangelegenheden een essentieel onderdeel van redenaties worden’. Een inhaalslag voor de emotionele kant van ons leven is dus wenselijk in een cultuur beheerst door economie, computers en techniek. Weet iemand niet wat liefde is, geen empathie kent, peakervaringen ontbeert of weinig notie van verwerking of rouwprocessen heeft, dan is van echt diep contact in het samenleven weinig te verwachten hoe frequent ook van gedachten en informatie gewisseld wordt.

 

Jacques Soonius is psycholoog en schrijver.

 

Zijn meest recente werk is

Taal der waarden – over barbarisme en bildung’ (2022).

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

*