Chronos en Kairos

De Franse filosoof Bergson vergeleek de tijd met muziek waarbij je noten en wendingen kunt onderscheiden, kunt tellen en benoemen. Maar alleen het geheel maakt de muziek. Soms horen we de muziek niet omdat we alleen maar op de noten letten. Als we alleen maar de tijd opdelen en de minuten en uren blijven tellen, dan beleven we de tijd niet. Het is een kunst om soms op te houden met tellen en dan proberen de tijd te beleven. Dan is het zelfs mogelijk dat in onze beleving de tijd even stilstaat. Dat kan gebeuren op die momenten in het leven als alles is wat het moet zijn. In de filosofie onderscheidt men soms twee soorten tijd, de kloktijd oftewel de delende en tellende tijd naast de beleefbare of geleefde tijd. De filosoof Heidegger noemt de eerste kwantitatieve en de tweede kwalitatieve tijd. Soms wordt er ook gesproken over een natuurkundige en een filosofische tijd. In 1921 was er de beroemde discussie tussen de Henri Bergson en Albert Einstein, waar Bergson verdedigde dat er twee soorten tijd bestaan, namelijk de tellende en natuurkundige tijd naast de leefbare en filosofische tijd. Einstein was het daar niet mee eens, Volgens hem bestond er alleen maar natuurkundige tijd. Hij ontkende het bestaan van de filosofische tijd en kreeg daarmee het applaus. In 1955 schreef hij echter in een brief dat hij de scheiding van tijd in heden, verleden en toekomst een hardnekkige illusie vond. Misschien zag hij toen in dat er filosofische tijd bestaat waar de drie dimensies van tijd in elkaar vervloeien. In ieder geval blijven we ons nog steeds verbazen over de raadselachtige tijd en is de benadering van Bergson nog immer actueel. Af en toe komt de vraag weer boven of tijd misschien een menselijk product is. En die vraag is niet zo eenvoudig te beantwoorden. Dus blijven we ons verwonderen.

Einstein sluit aan bij Chronos uit de Griekse mythologie, de god van de tijd, de jongste der Titanen die met Rea de wereldheerschappij van de stamouders Gaia (de aarde) en Uranus (de hemel)  overnam. Dat gebeurde in een bloedig gevecht waarbij Chronos zijn vader ernstig verwondde. Deze voorspelde dat Chronos later ook zo door een van zijn kinderen verslagen zou worden. Daardoor gewaarschuwd wilde hij geen nakomelingen en de kinderen die Rea baarde, at hij op. Misschien kun je ook zeggen dat hij geen veranderingen duldde, dat alles moest blijven zoals het was, een kenmerk van meer tirannen en wereldheersers. De bestaande orde dient gehandhaafd te blijven, veranderingen zijn bedreigend voor wie de macht en het gezag heeft. Het zijn bij uitstek kinderen die veranderingen teweeg brengen en aan de macht van de vorige generatie knagen.

Toen Chronos volgens de mythe al heel wat kinderen had opgegeten, verborg Rea haar volgende kind en wikkelde een grote steen in een doek die ze hem aanreikte en die hij vervolgens verorberde. Het kind hield ze schuil en voedde ze in het geheim op. En dit kind werd Zeus, de oppergod bij de Grieken. Toen deze volwassen was geworden, doodde hij zijn vader en haalde de opgegeten kinderen uit zijn buik weer tevoorschijn. Je zou kunnen opmerken dat toen pas echt de tijd begon, dat de dood van Chronos het begin van de tijd was, dat er veranderingen plaatsvonden en de tijd begon te lopen. Toen Chronos, de Tijd, niet meer bestond, toen ontstond pas de Tijd. De oude Grieken kregen het beeld van de tijd die zijn eigen kinderen verslond, die niets liet zijn wat het is, dus niet om de bestaande situatie intact te laten zoals Chronos dat wilde, maar om te erkennen dat precies het tegenovergestelde gebeurde. Niets is blijvend.

Er ontstonden twee opvattingen over tijd, namelijk de lineaire en de cyclische tijd. Vooral de cyclische heeft een lange traditie, gesteund door de terugkeer der seizoenen. Elk jaar wordt het weer lente, zomer, herfst en winter. Religies baseerden zich vooral op de cyclische tijd, op de terugkeer en herhaling van de heilsgeschiedenis waar het verleden voortdurend actueel wordt. In onze christelijke cultuur is dat herkenbaar in het kerkelijk jaar waar elk jaar de geboorte van Christus weer plaatsvindt, alsook zijn lijden en dood en die van de talrijke volgelingen en martelaren wiens wapenfeiten aanvankelijk niet zomaar herdacht of gevierd werden, maar beleefd, geactualiseerd, present gesteld. Heden en verleden vallen dan echt samen en dat is iets anders dan herdenken.

Tegenwoordig staat de lineaire, de voortschrijdende tijd, centraal, de tijd die voorbijgaat en niet meer terugkomt, maar nog wel op een bepaalde manier aanwezig blijft. Gelet op het gebruik van woorden als chronisch, chronometer, chroniek of kroniek, brengen we de lineaire tijd snel in verband met de oude Chronos hoewel die de tijd wilde stilzetten en nog geen verschil kende tussen lineair en cyclisch. De naam Chronos is tekenend voor de dominantie van de lineaire tijd, die je ook de Einsteintijd kan noemen.

Vanuit diezelfde Griekse mythologie wijst Joke Hermsen op Kairos, de jongste zoon van Zeus en de kleinzoon van Chronos, die bekend staat als de god van het geschikte moment. Hij vertegenwoordigt de tijd die er toe doet, de tijd die kansen biedt, de tijd die kan stilstaan en voor onvergetelijke ogenblikken zorgt. Kairos is ook de tijd waar Bergson op doelt en die een alternatief biedt om los te komen van Chronos die de uren telt en onverstoorbaar wegtikt en daarmee orde en structuur in de wereld aanbrengt maar ons ook het patroon van de eeuwige herhaling van hetzelfde oplegt. ‘Waar Chronos staat voor continuïteit, betekent Kairos juist een tijdelijke onderbreking daarvan.’ Chronos is de schepper van de  voortbewegende, kwantitatieve momenten van  tijd, hij vertegenwoordigt de universele en voor iedereen gelijke tijd, is de chronometer waarmee we de wereld en ons leven ordenen, terwijl Kairos de beleefbare en kwalitatieve tijd is,  de unieke en subjectieve tijd waar het opdelen en tellen niet aan de orde is en waar heden, verleden en toekomst samensmelten tot een visionair ogenblik van verdriet of geluk of van beide, dat we kairotisch noemen.

We hebben in ons leven met beide vormen van tijd te maken en elke dag liggen er mogelijkheden ons te wenden tot Chronos of Kairos, Einstein of Bergson. In de Latijnse oudheid was er een gezegde dat uitdrukking gaf aan de wens om vooral het juiste ogenblik af te wachten en niet onder te gaan in de voorbijsnellende tijd. Dat luidde: festina lente, haast je langzaam. Tot aan de achttiende eeuw was ‘festina lente’ de leus tot wijsheid en de wens om verstandig met je tijd om te gaan. Joke Hermsen citeert Erasmus die geschreven zou hebben: ‘Als er een spreekwoord is dat het predicaat koninklijk verdient dan is het wel festina lente omdat dit zowel verwijst naar goede timing als naar goede maat die waakzaamheid en geduld teweegbrengen zodat er niets betreurenswaardigs  wordt gedaan uit haast dan wel door luiheid.’ In de praktijk is er geduld nodig om het kairotische moment af te wachten en niet meteen op het doel af te gaan maar pas toe te slaan als het moment daar is. Het juiste moment van Kairos kan een transcendente beleving teweegbrengen, een moment van zien dat niet alleen  de chronologische tijd, maar ook de wereld van ons kijken even overstijgt.

Vermoedelijk hebben wij mensen in de loop der tijden altijd wel oog gehad voor het voorbijgaande en het blijvende van de tijd en hebben we naar mogelijkheden gezocht ermee om te gaan. Ik herinner me uit mijn jonge jaren mijn fascinatie voor het heilige en het profane van Mircea Eliade, waarbij ik de  dagelijkse werkelijkheid, het alledaagse, als het profane beschouwde dat ik in en door mijn beleving kon heiligen, zegenen, sacraal maken. Ik was ook verrast door zijn opmerking dat er een etymologische verwantschap bestond tussen de woorden templum (tempel) en tempus (tijd), waar de gewone wereldse en voorbijgaande tijd in de kerk, in het verblijven bij het goddelijke, werd omgezet in sacrale, altijd durende tijd. En wat later begreep ik toen, dat we als homo religiosus de opdracht hebben in deze profane en voorbijgaande wereld de blijvende, verblindende en sacrale realiteit ervan manifest te maken. We hebben de mogelijkheid deze wereld, deze werkelijkheid te transcenderen. De religieuze mens gelooft in de existentie van een absolute werkelijkheid. Weer later werden de beelden en voorstellingen van een absolute werkelijkheid me uit handen geslagen en ontdekte ik dat alles altijd maar even duurt, maar met sacrale ogenblikken, momenten van liefde of eeuwigheid. Charles Tayler probeerde het in een immens boek uit te leggen: er is voornamelijk seculiere tijd, en hij verduidelijkte hoe vanzelfsprekend en begrijpelijk het is dat voorgaande generaties het als sacrale tijd beschouwden.

 

Piet Winkelaar, mei 2022

 

 

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

*