Dat vragen belangrijker zijn dan antwoorden vond ik vroeger een vreemde uitspraak die niet was uit te leggen want overal, op school, in het werk en in de maatschappij ging het om de antwoorden. We worden grootgebracht met antwoorden zonder de vragen die eraan ten grondslag liggen. Dat kan niet anders. Je gaat een baby en een kind niet vragen welke taal het wil leren, waar het wil wonen of met welke religie of wereldbeschouwing het wil worden opgevoed. Dat doe je niet. Het kind krijgt antwoorden zonder er vragen over te stellen. In onze maatschappij worden we lang als kinderen behandeld, we doen er lang over om groot te worden. We groeien op in een cultuur, in een taal en een land met de gegeven antwoorden van honderden generaties. Duizenden en miljoenen mensen hebben antwoorden gekregen, vaak zonder de vragen die hun voorouders hebben gesteld. Soms stelden ze zelf ook nieuwe vragen waarvan ze de antwoorden doorgaven aan volgende generaties.
De antwoorden bevatten informatie die kennis oplevert over de wereld waarin we terecht zijn gekomen en over moraal hoe we ons moeten gedragen en wat er van ons wordt verwacht. Ze zijn van belang, die antwoorden, maar we dienen ervoor open te staan en er over te vragen. Gestelde vragen zijn door hun gerichtheid, belangstelling en nieuwsgierigheid de baas van antwoorden. Zij geven het onderwerp aan waarover het moet gaan, bepalen de richting en het kader waarbinnen de antwoorden moeten blijven.
Als een verslaggever een voetbalcoach na afloop vraagt waarom het zo’n saaie wedstrijd was, terwijl deze het juist een uitermate mate spannend duel vond, dan kan de coach daar geen antwoord op geven en zit hij klem. Degene die de vraag stelt naar het waarom heeft de regie en als daar niet op wordt ingegaan raakt hij geïrriteerd en de coach ook. Als iemand vraagt waarin je gelooft en je geeft als antwoord: in mezelf, dan past dat niet in het raam van de vraagsteller die dan vaak reageert met: oké, je gelooft dus nergens in. Je maakt je niet ondergeschikt aan het denkraam van de vragensteller. En dat hoort niet. Als een journalist vraagt aan een atleet die gewonnen heeft wat er door hem heengaat en deze vraagt om een glaasje water, dan wordt de journalist boos. De atleet dient te luisteren naar de vraag en die serieus te nemen. Vragen zijn de baas, antwoorden zijn daaraan ondergeschikt.
Veel antwoorden zijn oud en algemeen bekend, zoals veel kennis, wetenschap, overtuiging, religie, meningen en opvattingen oud zijn. Ze zijn belangrijk en soms ook wijs en verstandig, maar ze worden actueel en nieuw als we er belangstelling voor hebben en vragen over stellen. Anders bieden ze gewoon informatie, overladen ze je met kennis, zetten een punt en daarmee lijkt de kous af. De kennis die je wordt voorgehouden glijdt dan langs je heen, algemeen en objectief, leeft amper of is zelfs zo dood als een pier. Nietzsche noemde aangedragen kennis oud, en een vaststaande mening was in zijn ogen een dode mening. Het gaat erom kennis eigen te maken, levend, beweeglijk, inspirerend. Vragen die met verwondering voortkomen uit de eigen belevingswereld brengen een belevenis teweeg. En beleven is van een andere orde dan alleen maar weten. Veel kennis is algemeen en komt uit het verleden, terwijl vragen van het eigen denken en uit het huidige heden afkomstig zijn. Daarmee wordt een antwoord levendig dat aanspreekt en bijdraagt tot inspiratie en verder vragen.
Vaak duurt het even voordat we de dingen ‘in Frage’ stellen. In de wijsbegeerte spreekt men soms over trage vragen omdat ze vaak heel langzaam het eigen denken in beweging te zetten. In onze snelle informatiemaatschappij is er weinig tijd en ruimte voor zulke vragen want daarvoor is aandacht, traagheid en verwondering nodig. Trage vragen eisen wat geduld en moed, ook om het met niet weten vol te kunnen houden en te beseffen dat niets vanzelfsprekend is. Soms lukt het de adem van het leven zichtbaar te maken en vragen te stellen, dat betekent: interesse, je jezelf tussen de dingen, de kennis en de vele antwoorden heen wringen (inter-esse) en er een belevenis van te maken. Het gaat dan niet om het inwinnen van afdoende kennis, om het vullen van een lege emmer omdat je dat nu eenmaal moet weten, maar om het ontsteken van een vuur waardoor je enthousiast wordt, in vuur en vlam raakt en iets beleeft.
Maar dat alles betekent niet dat antwoorden onbelangrijk zijn. Dat zou een groot misverstand zijn. Antwoorden zijn in hoge mate van belang en hebben grote waarde. Ze brengen rust, zekerheid en geborgenheid en dat zijn centrale waarden om te overleven en niet onder te gaan in een chaotisch en rusteloos bestaan. Daarmee zijn ze zelfs belangrijker dan vragen want dat zijn onruststokers die mensen het hoofd op hol brengen en elke vanzelfsprekendheid van vraagtekens voorzien. Vragen gunnen de mensen geen rust, geven geen kans om de dingen met een zekere tevredenheid gade te slaan. Antwoorden stralen tevredenheid uit, van zo is het, klaar, rust. Ze brengen ons ook gemakkelijk in slaap. Dat is een goede zaak, maar kan ook negatief uitpakken als we eigenlijk wakker moeten blijven.
Antwoorden en vragen horen bij elkaar zoals rust en onrust, zoals wakker zijn en slapen. We kunnen er niet tegen als we alleen maar vragen hebben en geen antwoorden. Dan blijven we dwalen en malen. Maar antwoorden zetten het leven stil. Dan zijn de dingen wat ze zijn en is er geen beweging. Met alleen maar antwoorden is de rust compleet en het vragende leven ten einde. Vragen en antwoorden hebben elkaar nodig. Ze kunnen niet zonder elkaar. Meestal stellen jongeren meer vragen dan ouderen, maar juist daarom hebben beiden elkaar nodig. En uiteindelijk blijkt dan toch dat het stellen van een vraag dichterbij het leven staat dan het geven van een antwoord.
Piet Winkelaar
Maart 2022