In de verre oudheid stond moed in hoog aanzien. Wie moed bezat en moedig was om zelfs zijn leven in de waagschaal te zetten, kreeg bewondering maar ook gezag. Misschien lag er nog een onzichtbare sluier van het sjamanisme over de toenmalige wereld, waar degene die lijden en dood had doorstaan en overleefd, ook de heraut en de gids werd van hoe er met lijden en dood moest worden omgegaan en het leven geleefd moest worden. Een sjamaan had de angst voor de dood en dus de dood zelf overwonnen. Ook strijders van Grieken, Romeinen en andere volkeren leken hun angst voor lijden en dood te hebben overwonnen en getuigden trots van hun moed. Soms was het zelfs zo dat de moed, de eer en bewondering die je voor die doodsverachting verwierf, belangrijker was dan het leven zelf. Dat kunnen wij ons niet meer voorstellen. Spartanen en Romeinen bijvoorbeeld kenden geen angst en zagen het als een eer hun leven te geven voor stad en staat. Het eigen bestaan was daar geheel aan ondergeschikt.
Daarvoor waren er in de verspreide culturen genoeg ingewijden die zichzelf in de zogenaamde ‘mysteriën’ vol inzet en moed op de proef stelden om pijn en lijden te kunnen uithouden, de dood in de ogen te zien en zo kracht, wijsheid en status te krijgen waarmee ze de profani de weg wezen in het vaak hobbelige en pijnlijke bestaan. Over hoe die mysteriën precies plaatsvonden is weinig bekend. De ingewijden hadden voor hun katharsis een zwijgplicht maar er zijn aanwijzingen dat het gebeuren voor hen en soms ook voor de omstanders een dramatisch karakter had omdat het er ook bloedig en gewelddadig aan toe kon gaan. Bastiaan Baan vermeldt in zijn boek over de mysteriën dat een myste (een wijdeling) soms drie dagen in een graf lag en door een doodslaap heen moest om door het oog van de naald in een andere wereld te komen en zo als nieuwgeborene naar het leven terug te keren.
Het omgaan met lijden en dood is door de eeuwen heen wel het belangrijkste vraagstuk gebleken dat mensen bezighield. Boeddhisme en Christendom ontwikkelden vooral daarom een religie, zoals ook andere godsdiensten en religies voor een groot deel aan dit vraagstuk hun ontstaan te danken hebben. Boeddhisten gaan er vanuit dat lijden en dood te maken hebben met de tijdelijkheid van het bestaan. Alles komt en gaat, geboorte en dood wisselen elkaar voortdurend af. Houd daar rekening mee, hecht je niet aan het leven, identificeer je niet met mensen en dingen, want vasthouden zorgt voor verlies en verdriet. Door los te laten word je de dingen de baas en blijf je overeind. De Boeddha geldt als voorbeeld.
Christenen pleiten niet bang te zijn voor lijden en dood. Het getuigt van moed als je pijn en lijden doorstaat. Je verkrijgt een goddelijke kracht waardoor je veel dingen in het leven aan kan. Angst werkt verlammend. Wie de angst voor de pijn en de dood weet te overwinnen, veert op, verrijst, staat krachtig in het leven en is een ander mens; die laat zich niet kleineren en wordt geen slachtoffer, maar overwint. De Christus geldt hier ook als voorbeeld en voorganger, zelfs als koning van een nieuw koninkrijk. Doordat het christendom een Romeinse staatsgodsdienst werd en popularisering en syncretisme de overhand kregen, raakte de oorspronkelijke benadering van lijden en dood echter steeds meer op de achtergrond.
Ondertussen is er in de wereld wel iets veranderd. Door wetenschappelijke en industriële ontwikkelingen blijven we langer in leven, we zijn ook met velen, leiden een welvarender bestaan en er kunnen veel ziektes worden genezen. Pijn kunnen we verhelpen of verdoven en dat is ook wel voor doodgaan van toepassing. In die zin is het hele vraagstuk opgelost. Lijden en dood hebben we onder controle. Maar dat is niet helemaal waar, of misschien wel helemaal niet waar. Want het verdriet is de wereld niet uit en de angst voor pijn, lijden en dood lijkt soms groter dan ooit, omdat we ons leven belangrijker achten en het meer comfortabel lijkt dan in vroegere tijden.
De corona pandemie was een geweldige toetssteen om een en ander te testen. Het kunnen omgaan met een directe bedreiging van lijden, dood en de angst voor de dood vormde een uitdaging aan onze tijd, bijna vergelijkbaar met 2000 jaar geleden, toen onder nog nijpender omstandigheden het eerste christendom ontstond. Het kruis als symbool van het overwinnen van lijden en verdriet en de opstanding ten teken van zich niet laten kleineren en afschrikken door de dood, zijn daar nog de tekenen van. Doch ze worden nu bijna alleen maar uitgelegd in een naïeve geschiedschrijving die sprookjesachtig aandoet en die de poëzie en de allegorie van de oorspronkelijke mythe heeft weggedrukt. Gezagsdragers, politici, christenen en andere gelovigen vergroten nu de angst voor de dood en zeggen pijn en lijden te zullen bestrijden en vernietigen (waarmee ze gezag en macht uitoefenen). De erfenis van de vroegere pioniers ligt begraven onder verhalen die pijn, verdriet en overlijden als een tijdelijk gebeuren afschilderen dat spoedig verandert in een eeuwig en gelukkig voortbestaan.
We zijn weer terug bij af! Na zo’n drieduizend jaar zijn we terug in de axiale tijd waar toentertijd een intellectuele elite aangaf hoe lijden en dood waren te overwinnen, soms door die te negeren, soms door ze onder ogen te zien, ze te doorstaan, er kracht uit te putten en te realiseren dat ze behoren tot ons bestaan, maar soms ook door naar een andere wereld te wijzen waar lijden en dood niet bestaan. Aangemoedigd door patriarchale heersers volgden velen de laatste aanwijzing. Politieke systemen, godsdiensten en religies hebben zich er dienstbaar voor gemaakt en er hun macht mee uitgeoefend. Maar het zijn nu andere tijden. Zo’n 2500 jaar geleden was meer dan 90% van de bevolking analfabeet, maar tegenwoordig nog maar een paar procent. De politieke en religieuze systemen en organisaties kalven af, verliezen hun functie omdat steeds meer mensen hun eigentijdse verantwoordelijkheid oppakken en zelf bepalen hoe de angst voor lijden en dood is te overwinnen, hoe daarmee om te gaan. Politiek en religie kunnen mensen niet meer zo gelukkig maken, dat moeten ze vooral zelf doen. Hoe dat moet, wat voor organisatie dat vraagt, weten we nog niet. Misschien is dat maar goed ook. En van de wetenschap is zeker niet het heil te verwachten zoals Rudiger Safranski schreef a la Max Weber: ‘De wetenschap die in haar technische uitwerking onze alledaagse ervaringen totaal heeft omgevormd en in oorlog heeft bewezen hoeveel vernietigende kracht er in taal schuilgaat, die wetenschap bepaalt tegenwoordig ons lot maar laat ons in de steek waar het gaat om zinvragen bij wat we dagelijks beleven. Wat is de zin van de wetenschap wanneer al die vroegere illusies als: de weg naar het ware zijn, de weg naar de ware kunst, de weg naar de ware natuur, naar de ware God en het ware geluk, in rook zijn opgegaan?’
Het zijn spannende tijden.
Piet Winkelaar
‘