Geschiedenis gaat over het verleden dat voorbij is en niet meer bestaat, maar waarop wordt teruggekeken. En we kijken terug vanuit het heden. Dus kunnen wij de geschiedenis veranderen. Als het heden verandert kijken we ook op een andere manier naar dat verleden en zien we dat verleden anders. Als kind kijk je anders naar de scheiding van je vader en moeder dan later als twintig of dertigjarige. Zo is het ook met de geschiedenis. In dit land waren we eerst boos op Soekarno toen die in de jaren veertig Nederlands Indië tot een zelfstandige staat uitriep. Maar zestig jaar later zien we dat anders en hebben we meer begrip voor de verzelfstandiging van Indonesië. Dit verandert de geschiedenis, maar niet het verleden van de geschiedenis want dat precieze verleden met de tijdgeest, de mentaliteit, het klimaat en al die verschillende gevoelens en waarnemingen bestaat niet meer. Dat verleden kunnen we niet terughalen, maar we kunnen wel er op terugkijken. En dan veranderen we de geschiedenis. Bij grote veranderingen in de maatschappij wordt anders naar de geschiedenis gekeken en die wordt dan herschreven. Zo vraagt bijvoorbeeld de geschiedschrijving van Lou de Jong over de tweede wereldoorlog in de huidige maatschappij om een herziening omdat er sindsdien het nodige is veranderd.
Soms maken mensen een verschil tussen dat niet meer bestaande verleden, dat ze de historie noemen, en de geschiedschrijving, de geschiedenis als al datgene wat we van het verleden weten. Erg praktisch is dat niet want het gaat om wat we weten en niet om wat we niet meer weten. We proberen met geschiedenis een zo goed mogelijke reconstructie, een zo objectief mogelijk beeld te vormen van wat er geschied is. We kunnen vroegere gebeurtenissen niet opnieuw laten gebeuren en overleden mensen niet tot leven wekken, maar we proberen er zoveel mogelijk van te weten. En dat doen we door eerdere terugblikken en herinneringen van anderen te verzamelen en heel precies oude restanten van dat verleden te verzamelen, te bestuderen en als het ware tot leven te wekken. Geschiedenis of geschiedschrijving komt tot stand als beelden van verleden en heden met elkaar contact krijgen. We kunnen dus wat gebeurd is niet veranderen, maar we kunnen er anders mee omgaan. Zo veranderen we de geschiedenis.
Er zijn mensen die een strikte scheiding aanbrengen tussen boeken en verhalen van fictie en van non-fictie. Ik ontmoette laatst iemand die alleen non-fictie las, historische boeken en reisverslagen, want die waren echt gebeurd. Fictie, zo zei de man, is fantasie, dat zijn verzonnen verhalen en daar heb ik niks mee. Ik lees reisverhalen, meneer, en dan beleef ik mee wat de schrijver heeft ervaren. Nu lees ik over de zesdaagse oorlog van iemand die erbij is geweest, die die oorlog heeft meegemaakt en dat is best aangrijpend. Daar zit niks geen fantasie bij, meneer, en als ik dat lees weet ik precies wat daar is gebeurd. Je voelt het als het ware aan de lijve. – Ik heb de man niet kunnen overtuigen dat het verschil tussen fictie en non-fictie niet zo groot is als hij zich voorstelt en dat non-fictie niet betekent dat een verhaal letterlijk zo gebeurd is. Natuurlijk is non-fictie, als je probeert het verleden zo reëel mogelijk terug te halen, iets anders dan fictie waar je fantasie de vrije loop laat, maar er liggen onderlinge verbanden en de grenzen tussen beide zijn niet absoluut.
Hoe langer iets is geleden, hoe meer we in het duister tasten over wat er heeft plaatsgevonden. Dan kan een fictief verhaal beter aangeven hoe het geweest zou kunnen zijn, dan een paar scherven en stenen. We kunnen de ervaringen van honderden of duizenden jaren geleden niet weergeven met restanten en oude teksten, want die zetten ons op een dood spoor met stoffige karikaturen van niet levende mensen. Hun ervaringen zijn meer dan de letters en de oude gevonden voorwerpen. Zelfs de woorden van de verhalen uit oude tijden hebben een andere betekenis, een ander timbre, een ander gevoel en zetten ons gemakkelijk op het verkeerde been. We kunnen hoogstens vanuit onze ervaring en empathie een poging doen hun ervaring te benaderen via allegorie en poëzie, die in onze samenleving met fictie worden aangeduid, maar die de werkelijkheid intenser kunnen benaderen dan alle non-fictie bij elkaar. In die zin moeten we in de geschiedenis op zoek naar de verbrande tijd om onder de as van de verstreken jaren iets te vinden van de vitaliteit, de levenszin en de energie van mensen, om de levenspassie op te rakelen die na eeuwen en eeuwen nog kan nagloeien en die te maken heeft met wie die mensen uit dat verre verleden echt waren.
Van alle dieren lijken mensen het minst in het nu te leven. Met ons hoofd zijn we voor een groot deel met de toekomst bezig en een ander deel kijkt terug op wat geweest is of blijft hangen in een grote hoeveelheid zelfgemaakte herinneringen. Het verleden, de geschiedenis, is voor velen bepalend voor wie ze zijn en in de toekomst zullen worden. En dat gebeurt allemaal vanuit het nu, het heden, waar we dan weinig aandacht aan schenken. Overheden en machthebbers weten hoe belangrijk verleden en toekomst zijn en hoe die invloed op elkaar uitoefenen. Ze proberen met verleden en toekomst het heden onder een zekere controle te brengen door een duidelijk beeld van de ongewisse toekomst te schetsen en het verleden zo af te schilderen dat het de toekomst aantrekkelijk maakt. Daartoe schrijven en herschrijven ze de geschiedenis. Soms worden er ook grote delen van de geschiedenis uitgewist zoals valt te constateren bij dictatoriale regimes of bij het ontstaan van oude volkeren en religies. Het zijn de vertegenwoordigers van heersers en overwinnaars die macht, geld en invloed hebben, die de geschiedenis schrijven. Verliezers, onderdrukten en verschoppelingen hebben er geen stem, zoals ook gewone mensen en vooral vrouwen -zeker in het verleden- niet in de geschiedenisboekjes voorkomen. Die hebben geen geschiedenis. Dit betekent dat je goed moet kijken wie de geschiedenis schrijft, waarom en vanuit welke belang. Want de geschiedenis is niet wat er geweest is, maar wat wij ervan maken.
Piet Winkelaar
mei 2021