Tijdens de biologielessen vroeger op school werd nog al eens voor de klas een levensgrote plaat neergezet om ons te tonen hoe de mens er zowel van buiten, als van binnen uitzag. Gek genoeg heb ik nooit aan een echt mens moeten denken als ik naar die platen keek.
Ook in de menswetenschappen heeft men er een handje van het doen en laten van de mens zoveel mogelijk in schema’s en tabellen te plaatsen om te voorkomen dat we te subjectief worden en een en ander ons te gauw persoonlijk zullen aantrekken.
Tijdens het eind van de 19e eeuw ontstond vanuit de toenmalige psychologie, beïnvloed door het historisch denken vooral door de filosoof W. Dilthey de zogenaamde Biografische Methode, ontwikkeld door Windelband, Rickert e.a.
“Liefdevol begrip voor het persoonlijke en uitbeelding van het eenmalige, zoals in de biografie bedreven wordt, zal met meer zekerheid tot een werkelijke kennis van de menselijke persoonlijkheid voeren dan de loutere nabootsing van de natuurwetenschappelijke methodiek”
Het werk van Dilthey en Spranger heeft gezorgd voor de ontwikkeling van een meer geesteswetenschappelijke of ‘verstehende’ psychologie. De mens moet niet als een natuurwetenschappelijk object worden verklaard, maar als een op waarden gericht subject begrepen worden, zo was de nieuwe opvatting. Men wilde de mens beschrijven in de context van zijn geschiedenis, dat wil zeggen dat gebeurtenissen in zijn bijzonderheid gezien moeten worden vanuit individuele, niet herhaalbare feiten.
“De levensloop kan niet het gehele leven van een mens beschrijven of uitbeelden, het gaat vooral om de relevante, het betekenisvolle, het zinvolle en waardevolle in het leven, dus datgene wat het leven richting geeft en wat daarin bepalend is. Het leven wordt niet gemaakt door de feiten alleen, maar vooral door de voorstelling die men er zich van maakt.”
“De mens ervaart zijn leven als een gebeuren met een begin, een verloop en een einde.”
Hij heeft een levensgeschiedenis, een beeld, een voorstelling, een idee van zijn levensloop. Hij heeft er ook een visie op en deze visie is in allerlei opzichten bepalend voor de voortgang van zijn leven. Het kan van invloed zijn of iemand zich gedetermineerd voelt, een mislukking of juist toekomst gericht leeft. Voortbouwend op de uitgangspunten van de grondleggers van deze eerste biografische methode ontwikkelde de toenmalige hoogleraar Alfons Chorus (1909-1998) een aantal kerngedachten die ook voor het biografisch werken van vandaag interessant zijn:
– Het unieke van de mens ligt in belangrijke mate in zijn levensloop, in de ontwikkeling van zijn mogelijkheden.
– In die levensloop openbaart zich, als historisch gebeuren iets wezenlijk menselijks, want alleen de mens is in staat zijn geschiedenis te leren kennen.
– Bij elke opzettelijke beïnvloeding – zoals in opvoeding, therapie, beroepskeuze – komt het aan op een vastlegging van het punt, dat de mens in zijn levensloop bereikt heeft.
Van daaruit kan men de betekenis van het verleden en het zicht op de toekomst, kortom de aard, de doeltreffendheid en de kansen van de te nemen maatregelen bepalen.
–De eigen positiebepaling door de mens ten opzichte van zijn levensloop en binnen die levensloop is in hoge mate vormgevend voor de wijze, waarop het verleden macht over hem heeft en de toekomst als nog open of reeds gesloten, als lokkend of benauwend, als hoopvol of angstig en bedreigend ervaren wordt.
– De biografie is al een eeuwenoud fenomeen en nog steeds een bijzondere manier om de mens in zijn totaliteit voor ons op te roepen of uit te beelden.*
* A.M.J. Chorus Psychologie van de menselijke levensloop Stenfert Kroese, Leiden 1959
Gabriël Prinsenberg
(verder lezen: Biografisch leren en werken, vierde druk. Uitgeverij SWP 2020)