Toen Erwin zijn boek ‘Waarom ik humanist ben’ op de universiteit voor humanistiek presenteerde, werd daar tegelijk een studiemiddag aan vastgeknoopt om nog eens duidelijk te krijgen wat we dan precies onder humanisme verstaan. Erwin gaf al aan dat hij het eigenlijk niet zo had met al die ’ismes’ zoals socialisme, liberalisme, anarchisme, omdat die denksystemen de neiging hadden een monopolie op te eisen. Dat ambieerde hij met humanisme in ieder geval niet, ook omdat een humanist een brede benadering heeft waar niet God maar de mens centraal staat. Het humanisme is een levensovertuiging waarbij de mensen zelf zin en vorm geven aan hun bestaan en daarbij het zelfbeschikkingsrecht van anderen respecteren. Eigen verantwoordelijkheid en gelijke behandeling staan er centraal.
Er bestaan velerlei vorm van humanisme, zo werd aangekondigd, georganiseerd en niet georganiseerd, accenten op het intellectuele of op het praktisch handelen, een benadering vanuit de lange menselijke geschiedenis of vanuit de huidige actualiteit. Dus waar moesten we het precies over hebben.
Er was een jonge filosoof, Floris, die al gauw het woord kreeg en zich gelukkig prees aanwezig te zijn in het centrum van het Nederlandse humanisme. Want het zijn de humanisten, zo zei hij, die de mens zo in het centrum hebben geplaatst dat de natuur en het milieu daar een hoge prijs voor hebben moeten betalen. In het boekje ‘Waarom ik humanist ben’ werd de natuur nog wel vermeld en dat we daar rekening mee dienen te houden, maar over de schade die de mens de laatste eeuwen heeft veroorzaakt, zo betoogde hij, wordt amper iets gezegd. Over hoe het humanisme omgaat en is omgegaan met de dieren, daar is niets over te lezen. Sinds de opkomst van het humanisme van zo’n anderhalve eeuw geleden is de mens de nieuwe God. De dieren hebben niets te vertellen, vertelde hij. Sommige, vooral de meer zeldzame dieren, worden als bezienswaardigheid in dierentuinen opgesloten en tentoongesteld. Van veel andere dieren is vooral hun vlees belangrijk. De laatste honderd jaar is er een geweldige vleesindustrie ontwikkeld waar niet alleen die dieren maar de hele natuur schade van ondervindt. Floris had weinig tot geen werk van humanisten gelezen die zich daartegen hadden gekeerd. Wie vlees eet en de mens als een ouderwetse veroveraar van kosmos en natuur beschouwt, wordt humanist genoemd maar past niet in de huidige tijd, zei hij.
Daar zat ik als eenvoudige en niet georganiseerde humanist en geen vegetariër. Voor Floris was iedere vorm van antropocentrisme en carnisme uit de boze. Iemand uit de zaal merkte op dat humanistiek iets anders is dan humanisme. Humanistiek is de studie over de mens en het humanisme. Voor die studie hoef je nog geen humanist te zijn. Wie durft zich nog humanist te noemen, dacht ik. Is hier sprake van dogmatisme? Ik hoorde iemand zeggen dat je dieren geen pijn mag doen. Dat dacht ik vroeger ook ten aanzien van mensen. Maar dat kan niet. Er bestaan vele vormen van pijn, verdriet en lijden en in velerlei gradaties. Pijn is een taboe dat veel ellende en schade veroorzaakt. Zonder pijn is er geen leven mogelijk. Misschien dat mensen beter tegen pijn moeten kunnen dan de niet menselijke dieren. Dat is goed mogelijk, maar voor dieren alle pijn en lijden willen uitsluiten is net zo onmogelijk en ongewenst als dat je dat voor mensen wil doen. Bovendien speelt vermoedelijk ook antropocentrisme een rol. Het non-carnisme, het geen vlees eten, is nog niet hetzelfde als dieren humaan behandelen. Kortom, dogmatisme ligt overal op de loer, bij alles wat op isme eindigt, merkte Erwin al op.
Later in de discussie zei Floris een voorstander te zijn van eco-humanisme. Dat zou een betere vorm van humanisme zijn omdat daar de natuur centraal staat en vlees eten niet aan de orde is. Maar ik liep er niet warm voor, kon me er niet in verdiepen want ik was bezig na te denken over het verschil tussen humanistiek en humanisme en vroeg me af of er wel een verschil is.
Piet Winkelaar
augustus 2019