Geschiedenis is datgene wat is geschied, wat is gebeurd. Geschiedenis handelt over iets dat voorbij is, dat niet meer bestaat, dat weg is, verdwenen. Toch is dat niet helemaal waar want met geschiedschrijving, met historische beelden, met restanten en herinneringen kunnen we iets van de tijd en de gebeurtenissen terughalen. Maar in hoever lukt dat, in hoever zijn we in staat dat verleden terug te halen en te weten wat er is gebeurd?
Vroeger was iedereen ervan overtuigd dat wanneer je gebeurtenissen uit het verleden opschrijft, als je vastlegt wat mensen vertellen van wat ze gezien en ervaren hebben, die historie daarmee ook voor altijd vastligt. Wat gebeurd is, is gebeurd en daar is niets meer aan te veranderen. Tegenwoordig denken we daar anders over, want we weten niet meer zo zeker wat er is gebeurd. Wat de eerste historici uit de oudheid opschreven waren geen letterlijk waargenomen ervaringen, maar meestal herinneringen, impressies of verhalen van horen zeggen. De eerste contouren van geschiedschrijving worden zichtbaar bij de oude Grieken en Romeinen. Herodotus werd door Cicero de vader van de geschiedenis genoemd. Maar dat woord geschiedenis heeft in de loop der eeuwen ook een hele ontwikkeling doorgemaakt.
Vanaf de veertiende eeuw maakte onder andere Petrarca geschiedschrijving betrouwbaarder door voorwaarden te stellen aan degenen die gebeurtenissen uit het verleden waarnamen en opschreven, en ook op welke manier dat gebeurde en onder welke omstandigheden. Men vond het relevant om het verleden zo getrouw mogelijk weer te geven. Het duurde nog enkele eeuwen voordat filosofen als Hegel tot de ontdekking kwamen dat historie een onderdeel is van een proces dat je niet los als een statisch gebeuren uit dat proces moet tillen. Aan alles wat gebeurt gaat een ontwikkeling vooraf en er volgen telkens ook weer nieuwe ontwikkelingen die het gebeuren een andere kleur en betekenis geven. We kijken vanuit het heden terug op het verleden. Wanneer het heden verandert, verandert dat (soms een beetje, soms veel) onze manier van terugkijken op wat geweest is. Dan verandert de geschiedschrijving en wat we van de geschiedenis weten. Daarom moeten deze ook na verloop van tijd worden bijgesteld of herschreven. Dat geldt feitelijk ook voor persoonlijke herinneringen.
Natuurlijk ligt het eraan of iets lang geleden is of niet, want hoe langer iets tot het verleden behoort, hoe minder we er in de regel van weten. Doch, ook al is het recent en weten we in grote lijnen wat er zich heeft afgespeeld, dan blijkt vaak toch dat we niet exact weten wat er is geschied. Personen die gisteren beiden hetzelfde hebben meegemaakt, vertellen niet precies hetzelfde verhaal, omdat ze niet op dezelfde manier hebben waargenomen of niet op een zelfde manier betrokken waren. Het kan zijn dat de een heel emotioneel was en de ander juist zeer rationeel, dat de een juist uit het ziekenhuis kwam en de ander van de bakker. Herinneringen zijn echt en authentiek, vormen vaak het belangrijkste wat mensen bezitten, maar zijn niet objectief en onomstotelijk waar.
Geschiedschrijving is objectief. Daarmee proberen we althans een zo objectief mogelijk beeld van het verleden te vormen. Dat doen we door waarnemingen en herinneringen van anderen te verzamelen, door uiterst nauwgezet restanten van dat verleden te verzamelen en te bestuderen en te proberen ons in dat eerdere of vroegere te verplaatsen. Geschiedenis of juister uitgedrukt geschiedschrijving komt tot stand als heden en verleden met elkaar contact krijgen. Zo krijgen we een beeld van dat verleden, een objectief en enigszins herkenbaar beeld dat inzicht geeft in wat er is gebeurd. Zo tekent geschiedschrijving ook het leven van vorige generaties en hun lotgevallen. Maar dat is geen levend beeld, het ademt niet. Zeker als het een hoge mate van objectiviteit betreft is dat verleden van iedereen en van niemand. Het bezit niet de ongrijpbare geest van de tijd, niet de lucht, de gepassioneerde adem, de onzichtbare massahysterie van toen waaraan niemand zich helemaal kon onttrekken.
Zou een levende subjectieve herinnering niet kostbaarder zijn? Ook al is die minder objectief waar? Het geeft een ander resultaat dan dat van de objectieve geschiedschrijving, het heeft nog een levende component bestaande uit een echt en authentiek verhaal met onverwoordbare gevoelens en hartkloppingen. Wat is meer waard? Een objectief verhaal met zoveel mogelijk algemene en teruggevonden elementen van de voorbije werkelijkheid, of een subjectief en niet helemaal overdraagbaar verhaal dat objectief gezien minder waar en betrouwbaar is?
Misschien is de gemaakte tegenstelling te scherp, te zwart – wit. Maar er zijn natuurlijk van twee kanten verbeteringen aan te brengen. Je kunt je het stuk doorwrochte geschiedschrijving met je voorstellingsvermogen en gevoelens eigen maken zodat het objectieve verhaal subjectiever en meer levend wordt. En je kunt ook je authentieke levende en subjectieve verhaal aanvullen met meer objectieve en meer algemene gegevens van wat zich heeft afgespeeld. Toch lijken beide benaderingen nooit helemaal met elkaar samen te vallen en blijft er een verschil.
Al bij al nopen geschiedenis en herinneringen tot enige relativering. Je hoort vaak mensen over het verleden praten alsof ze denken dat het allemaal letterlijk zo is gebeurd. Dat is een vergissing. Geschiedenis en geschiedschrijving zijn een zo objectief mogelijke interpretatie van het verleden waaraan men geen absoluut waarheidsgehalte moet toeschrijven. Dit laatste geldt nog meer voor herinneringen en vertellingen die bovenal subjectief en authentiek zijn. Dat neemt niet weg dat we veel over verleden en vroeger weten. Maar zeker nooit alles.
Piet Winkelaar
februari 2019