Anti-theïsten

Anti-theïsten

Atheïsten-tempel Alain de BottonMisschien behoor ik tot de ongodisten, zoals Vondel de aanhangers van Lucretius noemde. Ik maak geen gebruik meer van de naam God, ik geloof niet in een hiernamaals, maar ben geen anti-theïst zoals menig vrijdenker zich manifesteert. Ik vind het wat kinderlijk om telkens wanneer in enig verband het woord god verschijnt, er dan als vrijdenker met een soort ploertendoder op los te slaan zonder precies te weten wat dat woord voor iemand betekent.

De alpha privans, de ‘a’ van atheïsme kun je als negatie namelijk op twee manieren interpreteren. Als een absolute ontkenning én als relativerende afwijzing. Ik kies voor het laatste. Je kunt alles wat met god te maken heeft ontkennen en te allen tijde het van iedere twijfel gespeende ‘nee‘ hanteren óf je ervan afwenden en je zonder god presenteren. In het eerste geval ben je een anti-theïst, in het tweede een atheïst.  Dat lijkt me een relevant verschil. Om twee redenen.

Allereerst vanwege de talloze invullingen van het woord god.
Er bestaan momenteel zo veel godsbegrippen dat het ondoenlijk is die allemaal te ontkennen. Er zijn lieden die god als een soort persoon zien, een gigantische tovenaar, een opper-opper koning, anderen zien in god de natuur, de wereldenergie of, zoals Spinoza, het universum. God is soms het hoogste wat je kunt denken of voorstellen. Er zijn mensen die zichzelf als god zien, of hun levenspartner zo beschouwen. Ik heb iemand horen zeggen dat zijn auto voor hem een god was. Voor een ander was dat sport. Soms ook de cultuur, de wetenschap, het menselijk verstand.

Ik heb de indruk dat er bijna net zoveel goden als mensen zijn. Als ik iedere god waar mensen het over hebben, wil ontkennen, moet ik minstens weten wat ze er precies mee bedoelen, zeker als ik met ze in gesprek wil. Een anti-theïst die de god van Spinoza ontkent of die van de natuurkundige die alle energie in het heelal als god aanmerkt, stelt zich nogal aanmatigend op en weigert feitelijk elke discussie.

Het is ook weinig wetenschappelijk door alleen maar nee te verkopen zonder je te willen verdiepen in wat er nu precies ontkend wordt. Een wetenschapper gaat de discussie aan, kijkt naar de cultuur van zijn of haar opponent, de tijd waarin mensen leven en zegt: ‘wat bedoel je precies?’ Iemand als Herman Philipse doet dat niet. Hij ontkent alles wat maar iets met god heeft te maken, vraagt niet naar de context of wat iemand precies bedoelt, maar hanteert de hamer van de anti-theïst om daarmee te slaan en mensen belachelijk te maken. Hoeveel juister zou het zijn zich als atheïst te presenteren.

Een tweede reden is dat er atheïstische religies zijn.
Er zijn boeddhisten die zich atheïst noemen en pali-teksten aanreiken om aan te tonen dat de Boeddha ook een atheïst was, dat hij gezegd zou hebben niet te weten of er een god bestaat en dat het dan ook beter is er niet over te praten. Iets dergelijks geldt ook voor taoïsme. (Tao is meer de natuur of het wereldgebeuren.)

Voor mij is er dan ook een onderscheid tussen religie en godsdienst. Bij een godsdienst speelt een god of meer goden een rol, bij religie hoeft dat niet het geval te zijn. Religie is een bredere aanduiding die cultuur en wereldbeschouwing omvat. Het gaat daarbij om een levensbeschouwing waarbij bepaalde personen een belangrijke plaats in nemen. En er zijn typische gebruiken en ceremoniën. Ik ben geneigd communisme en humanisme ook religies te noemen. In veel gevallen blijken dit vaak anti-theïstische religies te zijn waarvan de aanhangers zich als anti-theïsten presenteren.

Persoonlijk vind ik het juister het woord god voorlopig niet te gebruiken, ook omdat het in vele culturen veelvuldig andere invullingen had en heeft. Zo’n 12.000 jaar geleden, bij de oude moederculturen, bestonden er geen goden, alleen godinnen. Pas na de uitvinding van het vaderschap (in het Neolithicum) zijn er goden ontstaan. Patriarchale culturen maakten er uiteindelijk een superman van.

Wanneer mensen telkens een andere betekenis geven aan het woord god, wordt het een nietszeggend woord, dat je beter niet kunt gebruiken. Maar het is misschien interessant om wanneer men dat woord schrapt, te kijken wat mensen in de praktijk als hun god beschouwen. Vrijdenkers blijken soms hun logische verstand of een waardevrije wetenschap als god te beschouwen. Ze beschouwen mensen als Herman Philipse of Dawkins als hun profeten. De onverstandige emotie is dan de satan of de demon. Zo maken ze een nieuwe religie met profeten en heilige geschriften. Ze zijn overtuigd van hun eigen geloof.

De onlangs overleden Havel zei eens: ‘Ga om met mensen die de waarheid zoeken, maar vlucht voor hen die haar hebben gevonden.’  En Nietzsche schreef dat de blikseminslag van de waarheid altijd het hoogste punt treft. Wat we het meest belangrijk vinden, daar slaat altijd een keer de bliksem in. Besef wat je dan nog in handen hebt. Kortom, waarheden zijn nooit absoluut. Het zijn hypothesen.

Door: dr Piet Winkelaar

 

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

*