Ja baas! Slechts honderd verhalen over leiders (7)

Volgende dag

Een veldmaarschalk vroeg om audiëntie bij Napoleon. Napoleon wist wat hij kon verwachten. Maar zoals een goede leider betaamt, was hij bereid de man aan te horen. De maarschalk bracht hem het nieuws van een grote overwinning die hij had behaald. Hij was lang aan het woord en reeg detail aan detail. Napoleon luisterde aandachtig naar het hele relaas, maar zei niets. De man was teleurgesteld. Hij had gerekend op een enthousiaste reactie en minstens op de felicitaties van de keizer. Maar hij kreeg geen van beide. Daarom vatte hij nog maar eens de hoofdpunten samen, omdat hij vast niet duidelijk was geweest. Napoleon luisterde opnieuw beleefd en dat vatte hij op als aanmoediging. Nu zou toch de lof die hij zo rijkelijk verdiende, wel komen. Maar toen hij uitgesproken was, vroeg de keizer alleen maar: ‘En, wat heb je de volgende dag gedaan?’ De maarschalk was met stomheid geslagen. Maar langzaam drong tot hem door wat Napoleon bedoelde.

 


 

Voeten

Henry Ford huurde ooit een expert in om de efficiëntie van de processen in zijn automobielfabriek door te lichten. Na uitvoerig onderzoek, bestaande uit vele gesprekken, het bestuderen van werkroosters, het spreken van medewerkers en leidinggevenden en het meelopen in de fabriek, kwam hij met een rapport dat redelijk mild was. Hier en daar was winst te behalen, maar over het algemeen zaten de productieprocessen goed in elkaar. De adviseur had alleen twijfels over een specifieke medewerker. ‘Het gaat om die man daar aan het einde van de gang, iedere keer als ik langs zijn kantoor loop, zit hij daar met zijn voeten op het bureau. Die man is gewoon jouw geld aan het verspillen.’

‘Die man,’ antwoordde Ford, ‘had ooit een idee dat ons miljoenen en miljoenen dollars bespaard heeft. Daarom denk ik dat zijn voeten nu precies op de juiste plek liggen.’

 


 

De grootste

Een man kwam na zijn dood bij de Paarlen Poort en ontmoette daar Petrus. In het besef dat Petrus een wijs en onderlegd man was, vroeg hij hem: ‘Heilige Petrus, ik ben jarenlang geïnteresseerd geweest in de militaire historie. Kunt u me vertellen wie de grootste generaal is geweest van alle tijden?’

Petrus antwoordde direct: ‘O, dat is een eenvoudige vraag, dat is die man daar.’ Hij wees naar een man iets verderop.

De man zei: ‘U moet zich vergissen, Sint Petrus. Ik kende die man op aarde toevallig en hij was een heel gewone arbeider.’

‘Dat klopt, mijn vriend,’ antwoordde Petrus, ‘maar als hij generaal was geweest, was hij de grootste generaal aller tijden geweest!’

 


 

Niks doen

Een hedendaagse componist had een geweldige leerervaring terwijl hij zijn eigen compositie dirigeerde. De eerste uitvoering zou diezelfde avond al plaatsvinden, dus er was weinig tijd en de druk was hoog. Maar het orkest deed het prima. En dat wil wat zeggen als de componist dat vindt. Behalve in een ingewikkelde passage, waar de ritmes elkaar in een hoog tempo afwisselden. ‘Ik weet niet wat de componist gerookt heeft tijdens het schrijven van die passages,’ zei de componist later met een lach.

Wat hij ook deed en hoe vaak hij ook aftikte en opnieuw begon, hij kreeg de passage niet zoals hij hem hebben wilde. Hij begon het al benauwd te krijgen, want de middag vorderde, de musici raakten duidelijk gefrustreerd. Hij overwoog zelfs om de gewraakte passages te schrappen. Toen bedacht hij dat mogelijk niet het orkest, maar hijzelf het probleem was. Zijn verwoede pogingen om alles in de hand te houden zorgden juist voor het tegenovergestelde effect. Hij besloot het anders aan te pakken. Hij zette opnieuw in bij het begin en toen het orkest de passages in kwestie bereikt had, liet hij zijn armen zakken en deed hij helemaal niets. Vanaf dat moment speelden alle tweehonderd musici het stuk perfect, helemaal volgens de bedoeling van de componist.

‘Dat had ik eerder kunnen bedenken,’ zei de dirigent tegen het orkest. ‘Jullie maken de muziek, niet ik. En als het niet goed gaat, terwijl jullie je goed hebben voorbereid, dan ben ik het probleem en moet ik maken dat ik wegkom, zodat jullie je werk kunnen doen.’

 


 

Inclusief

De stad was ingenomen door een veroveraar, een ijdele tiran. Hij stelde Nasrudin aan als zijn adviseur en op een dag vroeg hij hem: ‘Stel nou dat ik een slaaf was, hoeveel zou ik dan waard zijn, denk je?’

Nasrudin dacht even na en zei toen: ‘Hmm, zo’n vijf goudstukken denk ik.’

‘Wat?!’ riep de veroveraar verontwaardigd uit, ‘alleen al de kleren die ik draag zijn vijf goudstukken waard!’

‘Ja,’ antwoordde Nasrudin prompt, ‘dat bedrag is inclusief uw kleren.’

 


 

Tiran

Syracuse werd bestuurd door een tiran. Door het harde bewind dat hij voerde, groeide bij zijn onderdanen het verzet tegen hem en zijn bestuur. De opgekropte gevoelens van weerzin en haat vonden hun ontlading in een moordaanslag, die helaas mislukte. De dader werd gegrepen en ter dood veroordeeld.

Omdat echter het gebruik van die dagen eiste dat een laatste hartenwens van de ter dood veroordeelde zou worden ingewilligd, vroeg de tiran wat hij wenste. De veroordeelde verzocht afscheid te mogen nemen van zijn familie, die op een dagreis afstand van Syracuse woonde. De tiran wilde de man in dit opzicht ter wille zijn, maar was ook wantrouwig. Daarom verlangde hij een garantie voor de terugkeer van de veroordeelde.

‘Ik zal u laten gaan,’ zei hij, ‘wanneer u een borg vindt die in uw plaats gehangen zal worden, indien u niet tijdig terugkeert.’

‘Ik heb een vriend,’ zei de veroordeelde, ‘ik zal hem vragen, mijn plaats gedurende mijn afwezigheid in te nemen.’

En inderdaad, de vriend werd daartoe bereid gevonden. Aan de veroordeelde werden drie dagen afwezigheid toegestaan.

Toen het moment naderde dat het verlof ten einde liep – de galg was reeds opgesteld op de markt – bracht de tiran een bezoek aan de gevangenis. Hij was geïntrigeerd door de ongewone vriendschap, en wilde de gemoedstoestand van de borg peilen. Hij vermoedde dat in diens hart de onzekerheid en het wantrouwen groeiende waren. Hij wilde deze gevoelens aanwakkeren. De gevangene bleek echter een rotsvast vertrouwen te hebben in zijn vriend. ‘Hij zal op tijd terugkeren,’ was zijn enige commentaar tegen de tiran.

Ondertussen naderde het uur van de terechtstelling. Een menigte verzamelde zich op de markt, uit nieuwsgierigheid, uit wrok tegen de tiran, uit sympathie jegens de veroordeelde. Maar men was ook benieuwd naar de afloop van deze ongewone borgstelling. De gevangene werd door de lijfwacht van de tiran uit de gevangenis gehaald, door de opgepakte menigte gevoerd en in afwachting van de doodsvoltrekking aan de voet van het schavot geplaatst. Op de zonnewijzer naderde de schaduw de fatale streep.

Op het laatste ogenblik ontstond er plotselinge rumoer in de menigte. Het bleek dat de veroordeelde tijdig was teruggekeerd. Hij haastte zich bij het schavot te komen om de plaats die zijn vriend voor hem had ingenomen met de inzet van zijn leven op zich te nemen. Het weerzien was ontroerend. Niet alleen voor de vrienden. Ook de menigte werd aangegrepen door diepe bewogenheid.

Maar ook de tiran, die een dusdanige vriendschap niet voor mogelijk gehouden had, werd getroffen. Hij werd geraakt in het diepst van zijn hart. Waar een zo oprechte vriendschap deze mensen verbond, kon de aanslag op zijn leven niet uit onedele motieven voortgekomen zijn. Hij schonk de dader het leven en de vrijheid, en vroeg om als derde binnen de band van hun vriendschap te worden opgenomen.

 


 

Volgzaam

In de jaren veertig van de vorige eeuw was Vyacheslav Molotov minister van Buitenlandse Zaken van de Sovjet-Unie onder Stalin. Hij was een doorgewinterde politicus en een harde onderhandelaar. Op een dag hoorde een journalist hem een trans-Atlantisch gesprek voeren met zijn baas, in een tijd van zware onderhandelingen met het Westen. ‘Ja kameraad Stalin’, klonk het op rustige toon. En nog een keer ‘Ja kameraad Stalin.’ En na een lange stilte zei hij opnieuw: ‘Zeker, kameraad Stalin.’

Maar opeens klonk er emotie in zijn stem toen hij zei: ‘Nee, echt niet, nee kameraad Stalin. Duizendmaal nee!’ Na en tijdje werd hij weer rustig en was het weer ‘Ja kameraad Stalin’.

De journalist was ervan overtuigd dat hij getuige was van een heel bijzonder moment. Uniek in de geschiedenis. Want Molotov had het aangedurfd om de baas tegen te spreken. Hij moest weten waar dat over ging. Hij liep op Molotov af en zei kalm: ‘Secretaris Molotov, neem me niet kwalijk, maar ik hoorde toevallig het telefoongesprek en horde u met kracht zeggen: “Nee kameraad Stalin!”. Mag ik vragen waar de discussie over ging?’

‘Dat mag,’ reageerde Molotov, ‘kameraad Stalin vroeg me of er iets was in wat hij allemaal had gezegd, waarmee ik het niet eens was.’

 


Perspectief

De minister legde een lange reis af met de trein, een dag en een nacht. Vervolgens ging hij met de auto over bochtige bergweggetjes en ten slotte maakte hij een lange tocht met de boot. Eindelijk arriveerde hij op het verst gelegen eiland van het land. Zijn humeur had duidelijk geleden onder de lange reis.

Het eiland was prachtig en het landschap inspirerend. En terwijl hij dat gadesloeg, zei hij tegen een van de eilandbewoners: ‘Jullie wonen wel erg afgelegen, vind je niet?’

Prompt antwoordde hij: ‘Hoezo? Afgelegen van wat?’

 


 

Slaaf

Lang geleden bestond in een koninkrijk een wonderlijk gebruik voor de opvolging van de koning. Als de koning overleed, werd hij niet opgevolgd door een zoon of dochter, maar liet men een speciale vogel, ‘de geluksvogel’, los. De persoon op wiens hoofd de vogel landde, werd de nieuwe koning. Met recht een wonderlijk gebruik!

In datzelfde koninkrijk leefde een slaaf die in het paleis van de koning werkte en woonde. Hij was musicus en vermaakte van tijd tot tijd de koning en zijn gasten in een grappige uitdossing, waaronder een hoed die bedekt was met kippenveren en een riem van schapenhoeven. Toen de koning overleed en men de ‘geluksvogel’ losliet, cirkelde deze een poosje rond en landde toen…op het hoofd van de slaaf, waar hij zich nestelde tussen de kippenveren. Tot grote verbazing van iedereen werd de man direct tot koning uitgeroepen en van het ene moment op het andere was de slaaf een machtige heerser geworden. De slaaf verhuisde naar de vertrekken van de koning, trok de koninklijke mantel aan en besteeg de troon.

Zijn eerste besluit was de bouw van een klein hutje in de paleistuin, waarin hij zijn slavenuitrusting bewaarde, waaronder de hoed, de riem en zijn muziekinstrumenten. Verder was er in de hut alleen nog een manshoge spiegel. Iedere dag bezocht de koning de hut en bleef een tijdje binnen met de deur dicht. Daarna ging hij aan het werk. Natuurlijk vroegen zijn adviseurs en zijn dienaren zich af wat hij daar deed, maar niemand vond het gepast ernaar te vragen.

De koning stond bekend om zijn vriendelijkheid en zijn medeleven met de mensen in zijn rijk. En stap voor stap schafte hij de slavernij af.

Op een dag trok zijn persoonlijk adviseur de stoute schoenen aan en vroeg hem: ‘Majesteit, wat bewaart u toch in dat hutje?’

‘Mijn meest kostbare bezit,’ was het antwoord en hij liet zijn adviseur de binnenkant van de hut zien, met de hoed met kippenveren, de riem en de muziekinstrumenten.

‘Maar dat hoort bij een slaaf,’ riep de man met afgrijzen uit, ‘niet bij een koning!’

‘Zeker wel!’ antwoordde de koning. ‘Weet je, eens was ik zelf slaaf en nu ben ik een vrij man. Toen jullie mij tot koning uitriepen, beloofde ik God en mijzelf dat ik nooit zou vergeten dat ik eens zelf slaaf was. Om te voorkomen dat ik arrogant zou kunnen worden en uit de hoogte en mensen zou behandelen zoals ik zelf ooit behandeld ben. Daarom kom ik hier elke ochtend en kleed ik me zoals ik me zelf vroeger als slaaf moest kleden. Ik staar naar mijzelf tot de tranen komen, dan pas ben ik klaar voor het werk als koning. Het is deze herinnering die mij maakt tot de koning die ik ben. Daarom zijn dit de kostbaarste bezittingen die ik heb.’

 


Obstakel

Een koning liet een flinke kei midden op de weg plaatsen. Vervolgens verborg hij zich achter de struiken om te kijken wat er zou gebeuren. Diverse rijke kooplieden en edelen passeerden en liepen of reden om het rotsblok heen. Sommigen scholden hardop op de koning, omdat hij de weg niet beter onderhield. Maar niemand deed iets om het blok weg te krijgen. Toen kwam een boer langs met een zware lading groenten op zijn rug. Toen hij het rotsblok zag, deed hij zijn last af en duwde uit alle macht tegen het rotsblok. En stukje voor stukje schoof en rolde hij het blok onder zware inspanning aan de kant. Toen laadde hij zijn last weer op zijn rug en wilde hij verder lopen. Maar op de plek van het rotsblok zag hij een beurs liggen. In de beurs zaten goudstukken en een briefje van de koning, waarop stond: ‘Dit goud is voor diegene die het rotsblok van de weg haalt.’

 


Topgeheugen?

De miljardair Bryan Richardson had een hotel gekocht en maakte een afspraak voor een ontmoeting met de manager van het hotel. De eerste medewerker die hij tegenkwam toen hij het hotel binnenliep, was Mary, die druk bezig was met het stofzuigen van de lobby.

Ze herkende hem direct en zei: ‘U wilt vast de manager spreken.’

‘Dat klopt,’ antwoordde hij, ‘maar vertel me eerst eens wie jij bent.’ Hij kletste twintig minuten met haar voordat hij de manager opzocht. De hele dag door maakte hij kennis met medewerkers en voor iedereen, van de directie tot en met de kamermeisjes, nam hij ruim de tijd. Maar het werd nog mooier.

Ruim een half jaar later kwam hij opnieuw op bezoek. Hij herkende Mary ogenblikkelijk en noemde haar bij haar naam. ‘En dat niet alleen,’ zei Mary met verwondering in haar stem, ‘hij wist nog dat ik een dochtertje heb en hoe zij heette. En hij vroeg hoe het met haar amandelen was, want ik had hem verteld dat die geknipt moesten worden. Ik geloof niet eens dat hij zo’n topgeheugen heeft. Hij had het na ons gesprek vast opgeschreven. Maar dan heeft hij zijn aantekeningen weer doorgelezen toen hij zich voorbereidde op het tweede bezoek. Het kan me eigenlijk niets schelen welke trucs hij gebruikt, maar kennelijk vond hij ons de moeite waard, ongeacht rang of stand.’

 


 

Kijk voor alle afleveringen op dit overzicht

 

 

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

*