Efficiënt
‘Kun je niet iets sneller bewegen?’ vroeg Nasruddins baas op een dag. ‘Altijd als ik jou iets vraag, doe je het op zijn elfendertigst. Het is toch onzin om drie keer naar de markt te gaan als je drie eieren moet hebben?!’
Nasruddin beloofde zijn leven te beteren.
Zijn baas werd ziek en droeg Nasruddin op de dokter te halen. De moellah ging op pad en kwam terug met een groepje mensen om hem heen. ‘Baas, hier is de dokter. En ik heb de anderen maar meteen meegenomen.’
‘Wie zijn die anderen?’ vroeg zijn baas.
‘Nou, om te voorkomen dat ik een paar keer moet lopen, heb ik de slager meegenomen en zijn assistent, voor het geval er bouillon gemaakt moet worden. Ik heb ook de kolenboer meegebracht om daarvoor vuur te maken. En dan nog de imam en de begrafenisondernemer, voor het geval u het niet overleeft.’
Einde of begin?
Een vader reisde met zijn zoontje naar een ver land. Onderweg moesten ze over een hoge berg. Vlak bij de top brachten ze de nacht door in een hut. Bij het aanbreken van de dag verdreef de zon de duisternis en kleurde met zijn warme stralen de met sneeuw bedekte bergtop vlammend rood.
De jongen werd wakker. Hij zag de roodgloeiende hemel en de vlammende berg. Hij was nog maar klein en kon alleen door het bovenste deel van het raam naar buiten kijken. Hij begreep de gloed daar buiten niet en dat joeg hem schrik aan. Het verlangen naar de geborgenheid en veiligheid van huis kwam bij hem op en hij wenste dat hij nooit met zijn vader was meegegaan.
De opkomende zon verwarmde de sneeuw, die zich losmaakte van de bergwand en zich als een donderende lawine het dal in stortte. Het vreselijke geluid joeg de jongen nog meer schrik aan dan de vlammende hemel. Hij liep naar zijn vader toe, schudde hem wild heen en weer om hem wakker te maken en riep: ‘Papa, papa! word wakker, word wakker. Het einde van de wereld!’
De vader opende zijn ogen en ging rechtop zitten. Hij kon alles duidelijk zien door het raam, dat nog te hoog was voor zijn zoon. Hij nam de hand van de jongen in de zijne en zei: ‘Nee, mijn jongen, dat is niet het einde van de wereld. Dat is het begin van een nieuwe dag.’
Engeltje
Een jonge moeder had al een dochter van vier toen ze beviel van haar tweede kind, een zoon. Kort na de geboorte stelde haar dochtertje een vreemde vraag: ‘Alsjeblieft mama,’ vroeg ze, ‘mag ik alsjeblieft een poosje alleen zijn met mijn broertje, even maar, alsjeblieft?!’
Maar haar moeder voelde zich er ongemakkelijk onder. Ze was zelf enig kind en wist niet veel van de dynamiek van een gezin en dat maakte haar onzeker. Zou ze er niet bij moeten blijven? Wat zou haar dochtertje willen doen met de baby, waar zij niet bij mocht zijn? Was haar dochtertje jaloers? Had ze kwaad in de zin?
Hoewel ze zich niet kon voorstellen dat haar dochtertje de baby kwaad wilde doen, gaf ze haar geen toestemming. Maar het kind hield vol; elke dag stelde ze dezelfde vraag.
Na een paar maanden legde de moeder het probleem voor aan een vriendin. Die zei: ‘Waarom geef je haar die kans niet? Het is kennelijk heel belangrijk voor haar… En als je je echt zorgen maakt, houd je toch de deur op een kier?!’
Die avond zei de moeder tegen haar dochtertje dat ze de volgende dag helemaal alleen bij haar kleine broertje mocht zijn. Het kind sliep die nacht bijna niet van de spanning.
De volgende ochtend stonden ze buiten de babykamer. Moeder glimlachte en zei: ‘Het is tijd, ik ben vlakbij als je me nodig hebt.’
‘Oh, dank je mama!’, fluisterde het kind toen ze naar binnen sloop.
De nieuwsgierige moeder stond rustig bij de deurpost. Ze wachtte af wat er ging gebeuren.
Haar dochtertje ging bij de wieg staan, klopte haar broertje op zijn rug en fluisterde toen: ‘Snel, alsjeblieft, vertel me over de hemel. Ik begin het te vergeten!’
Gedoofd
Een man had een dochtertje, zijn enige kind. Hij was dol op haar. Hij leefde voor haar. Toen werd het kind ziek. En wat artsen ook deden, het hielp niets. Hij raakte door het dolle heen en probeerde hemel en aarde te bewegen om de juiste behandeling te vinden. Maar wat hij ook deed, zijn dochtertje redde het niet.
Hij was ontroostbaar. Hij trok zich verbitterd terug, sloot zich af van al zijn vrienden en weigerde alle hulp en belangstelling.
Op een nacht droomde hij. Hij was in de hemel en zag een grote optocht van allemaal kind-engeltjes. Zij paradeerden in een eindeloze rij voor de Grote Witte Troon. Elk engeltje in een witte jurk droeg een brandende kaars. Maar het viel hem op dat de kaars van een van de kinderen niet brandde. Toen zag hij dat dat het kaarsje was van zijn overleden dochtertje. Hij rende naar haar toe, nam haar in zijn armen, knuffelde haar intens en vroeg: ‘Lieverd, hoe komt het dat jouw kaarsje niet brandt?’
‘Papa,’ zei ze, ‘ze steken het iedere keer weer aan, maar het gaat steeds uit door jouw tranen.’
Op dat moment werd hij wakker. De les was glashelder en had ogenblikkelijk effect. Vanaf dat moment stapte hij uit zijn afzondering en zocht hij zijn vrienden weer op en merkte dat hun aandacht hem hielp om zijn verdriet een plaats te geven. Het kaarsje van zijn dochtertje zou niet langer uitdoven door zijn tranen.
Geluk of pech?
Een oude man en zijn zoon hadden een kleine boerderij. Ze hadden maar één paard, om te ploegen. Op een dag was het paard verdwenen.
‘Vreselijk,’ zeiden de buren, ‘wat een pech.’
‘Wie zal het zeggen,’ zei de oude boer, ‘of het geluk is of ongeluk?’
Na een week keerde het paard terug en bracht vijf wilde paarden uit de bergen mee.
‘Wat een wonder,’ zeiden de buren, ‘wat een geluk.’
‘Geluk of ongeluk, wie zal het zeggen,’ zei de oude boer.
De volgende morgen wilde de zoon een van de wilde paarden gaan temmen. Hij viel er af en brak zijn been. ‘Verschrikkelijk, wat een ongeluk!’
‘Geluk, ongeluk?’ zei de oude man, terwijl hij zijn schouders ophaalde.
Soldaten kwamen in het dorp en haalden alle jongemannen op om te vechten in de oorlog. De zoon van de boer konden ze echter niet gebruiken, hij werd als enige gespaard!
‘Geluk, ongeluk, wie zal het zeggen?’
Geven
Jaren geleden kwam ik als vrijwilliger in een ziekenhuis een meisje tegen dat leed aan een zeldzame, ernstige ziekte. Haar enige kans op genezing kwam van een bloedtransfusie van haar kleine broertje, die dezelfde ziekte had overwonnen en de antilichamen had ontwikkeld die zijn zus nodig had. De dokter legde hem uit wat er aan de hand was en vroeg het jongetje of hij bloed wilde geven aan zijn zus. Ik zag dat hij even aarzelde, toen diep ademhaalde en zei: ‘Ja, ik doe het als ik daarmee mijn zusje red.’
Terwijl de transfusie plaatsvond, lag hij naast zijn zus in een bed en glimlachte toen hij zag dat de kleur op haar wangen weer terugkwam. Toen werd hij zelf bleek en de glimlach versmolt op zijn gezicht. Hij keek op naar de dokter en vroeg met trillende stem: ‘Ga ik nu meteen dood, dokter?’
Gezond
De nar van het dorp, Mais de Kievit, een beetje de dorpsgek, maar ook een beetje de wijsgeer van het dorp, liep met een groep mensen langs de begraafplaats. Mais kon af en toe opmerkingen maken waar de vroomheid vanaf droop. Meestal gingen die opmerkingen erin als koek. Zeg maar ‘als Gods woord in een ouderling’. Maar vandaag maakte hij het wel heel bont.
In eerbiedige stilte liep de groep langs de begraafplaats. En deze en gene stond in gedachten even stil bij een dierbare die daar begraven lag. Tot Mais de stilte verbrak en zei: ‘Ja mense, azze we gezond magge blaiven, dan komme we hier allemoal te leggen.’
Glazuur
Een oude pottenbakker was al tijden bezig om een nieuw glazuur voor zijn porseleinen vazen te ontwikkelen. Op den duur draaide zijn leven alleen nog maar daarom. Iedere dag stookte hij het vuur van zijn oven op van roodgloeiend tot witheet, om exact de juiste temperatuur te bereiken. Iedere dag experimenteerde hij met de samenstelling van het glazuur voor zijn vazen. Maar hij slaagde er maar niet in om de schoonheid die hij verlangde in zijn glazuur vast te leggen. Uiteindelijk, nadat hij alles had geprobeerd, besloot hij dat zijn aardse leven geen zin meer had. Hij opende de deur van de oven en stapte in het withete vuur. Toen zijn assistenten na verloop van tijd de oven openden en de vazen eruit haalden, vonden zij op die vazen het meest exquise glazuur dat ze ooit hadden gezien. De meester zelf was deel geworden van zijn creaties.
God, laat eens wat van u horen
De man fluisterde: ‘God, laat eens wat van u horen,’ en een nachtegaal zong, maar hij hoorde het niet.
Toen riep de man opnieuw: ‘God, laat eens wat van u horen,’ en de donder rolde door de lucht, maar hij luisterde niet.
Toen keek hij om zich heen en zei: ‘God, laat u eens zien,’ en een ster twinkelde aan de hemel, maar hij lette er niet op.
De man schreeuwde: ‘God, laat me eens een wonder meemaken!’ en er werd nieuw leven geboren, maar hij zag het niet.
In wanhoop riep hij uit: ‘God, raak me aan zodat ik kan voelen dat u er bent!’ en God reikte naar beneden en raakte hem aan, maar de man veegde de vlinder weg en liep door…
Helpen huilen
Een jochie van vier kroop door een gat in de heg naar de buurman die op een bank in zijn tuin zat. De buurman was tegen de tachtig en had kortgeleden zijn vrouw verloren na een langdurig ziekbed. Hij was ontroostbaar.
De moeder van het jochie kon door het gat in de heg nog net zien dat haar zoontje bij de oude man op schoot kroop. Ze was razend benieuwd waar die twee het over zouden hebben, wetend dat haar zoontje nogal spontaan uit de hoek kon komen. Toen het ventje na een poosje weer terugkwam, vroeg zij: ‘En, waar heb je het met de buurman over gehad?’
Hij zei: ‘We hebben helemaal niet gepraat, ik heb hem gewoon helpen huilen.’