Hoe eigenaardig dat je op zo’n zonverlicht moment denkt dat het hele leven voor je ligt, terwijl zo’n moment zelf achteraf het ware leven blijkt te zijn. De hoop heeft dan nog zo’n lange weg te gaan; van berusting is geen sprake, alles ademt verwachting. Ik wou dat ik daar weer stond, op zo’n zomerdag in februari, terwijl de bollende gordijntjes tegen je aan waaien.
[bron]Maarten ’t Hart, in: Het woeden der gehele wereld