De snelste stopwatches waarover we tegenwoordig beschikken zijn laserflitsen. Wetenschappers gebruiken ze om de eigenschappen van atomen te meten. De kortste van deze lichtimpulsen duurt maar een paar attoseconden, een miljardste van een miljardste seconde, of in cijfers uitgedrukt 0,000000000000000001. Natuurkundigen schrijven deze ketting van achttien nullen korter, namelijk als 10 tot de -18de. We moeten een onzinnige vergelijking maken om er een idee van te krijgen hoe kort dat is: een attoseconde-flits verhoudt zich tot de duur van een seconde als een seconde tot de leeftijd van het heelal. In zulke fragmenten kan de tijd dus onderverdeeld worden. Als er een grens bestaat waarachter de tijd niet verder te splijten valt, zijn de onderzoekers daar nog ver van verwijderd. De theorie van de kwantummechanica voorspelt dat er inderdaad zo’n barrière bestaat. Deze heet plancktijd naar de Berlijnse natuurkundige Max Planck. Omdat dit de grens is waarachter de tijd in de natuurkunde zijn geldigheid verliest, noemen sommigen het ook wel de ‘Tijd van God’. De plancktijd ligt in de orde van grootte van 10 tot de -43ste seconde, dat is een 1 op de 43ste plek achter de komma. Kortere gebeurtenissen bestaan niet.
[bron]Stefan Klein, in: Tijd, een gebruiksaanwijzing