Alles gaat door

De tijd dat hij de wereld hervormen wilde was zo lang geleden dat hij er niet meer aan dacht. Nog zag hij de ogen der vrouwen soms groter worden, maar hij wist dat ook dat op niets uitliep. Op elke lente volgde na een poosje weer de winter, op het avondrood volgde weer een gewone dag. Jaar in, jaar uit golfde de Noordzee dom voort. Alles ging eindeloos voort en als er eens aan iets een einde kwam, dan was het nog droeviger. Grote, verwachtende ogen had hij zien kijken en zij hadden kindertjes gekregen met spenen en natte luiertjes en die waren achttien jaar geworden en keken met grote verwachtende ogen alsof met hen iets anders begon. Zo zongen ook de merels in ‘t vroege voorjaar en zo stonden de berken telkens weer met kleine, lichte blaadjes op de hei en de bomen op de grachten en de grote wit-en-rode bloesems van de appelbomen. En zo stierf men langzaam, onmerkbaar verging het leven in hem.

Een boek had hij willen schrijven. Anderen hadden boeken geschreven, oggenebbisch. Een boek zouden ze schrijven, de zon zou opgaan, iets anders zou beginnen. Maar alles ging gewoon door. En dan schreven ze verder, romans van gewapend beton schreven ze, ze werden schrijvers zoals een ander trouwt en ook niet beter weet en ze stierven er niet aan. Dat de zon zou opgaan dachten ze niet meer, ze schreven maar en dachten aan zichzelf en hun portretten.

Ook had hij vrij willen zijn, geen baantje, gen zaken, geen gezin, geen vrinden, altijd vrij, van aangezicht tot aangezicht met God. Maar die van God is vervuld gaat aan zijn gruwelijke oneindigheid ten gronde. En dit is het ergste van alles. Dat wij sterven aan het verlangen en niet anders kunnen, Tartarin in Tarascon: ‘Rien, toujours rien.’

En daarom werken we maar op kantoor en denken aan de schaduw van de duinen in de vroege ochtend op een zee van schuim na d storm. Het meisje buigt zich voorover, haar bloes valt open. Je zou denken dat ze heel onschuldig is en dat ze ‘t niet weet, dat ze niet eens weet dat ze een juffrouw is en haar lichaam erg wit is. Iets moet er wezen. Iets is er nog te zeggen. Iets is er dat sterker is dan de gruwelijkheid der oneindigheid en der eeuwigheid Gods. Iets had hij verzuimd, er was iets dat hij inhalen moest.

[bron]Nescio, in: Boven het dal

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

*