Ik wil niet in een wereld zonder kathedralen leven. Ik heb hun schoonheid en verhevenheid nodig. Ik heb ze nodig als verzet tegen de platvloersheid van de wereld. Ik wil opkijken naar de stralende kerkramen en me laten verblinden door hun bovenaardse kleuren. Ik heb hun glans nodig. Die heb ik nodig als verzet tegen de smerige eenheidskleur van uniformen. Ik wil mijzelf hullen in de bittere kou die in de kerken hangt. Ik heb hun gebiedend zwijgen nodig, Ik heb het nodig als verzet tegen het gebral van kazernes en het stompzinnige gezwets van de meelopers. Ik wil het bruisende geluid van het orgel horen, die stortvloed van bovenaardse klanken. Ik heb die klanken nodig als verzet tegen de schelle lachwekkendheid van marsmuziek. Ik houd van biddende mensen. Ik heb hun aanblik nodig als verzet tegen het verraderlijke gif van oppervlakkigheid en stompzinnigheid. Ik wil de machtige woorden van de bijbel lezen. ik heb de magische kracht van hun poëzie nodig als verzet tegen de verwaarlozing van de taal en de dictatuur van de leuzen. Een wereld zonder die dingen zou een wereld zijn waarin ik niet meer wil leven.
Maar er is ook een andere wereld waarin ik niet wil leven: de wereld waarin het lichaam en het zelfstandig denken worden zwartgemaakt en waarin dingen als zonden worden gebrandmerkt die tot het beste behoren wat we kunnen meemaken. De wereld waarin van ons liefde wordt geëist voor tirannen, folteraars en lafhartige moordenaars, of ze nu het brute gestamp van hun laarzen met oorverdovend lawaai door de straten laten dreunen of dat ze met het geruisloze optreden van een kat als schimmen door de straten sluipen en hun slachtoffers het blikkerende staal van achteren in het hart stoten. Het behoort tot het meest absurde dat vanaf de kansel ooit van mensen is geëist dat zij zulke lieden moeten vergeven dat ze hen zelfs lief moeten hebben. (…)
Ik wil niet in een wereld zonder kathedralen leven. Ik heb de glans van de ramen nodig, de koele stilte die er heerst, het gebiedende zwijgen. Ik heb het bruisen van het orgel nodig en de heilige devotie van biddende mensen . Ik heb de heiligheid van de woorden nodig, de verhevenheid van grote poëzie. Dat alles heb ik nodig. Maar evenzeer heb ik vrijheid nodig en de vijandschap tegenover alles wat wreed is. Want het een is niets zonder het ander. En laat niemand het in zijn hoofd halen mij te dwingen tot een keuze.
[bron]Pascal Mercier, in: Nachttrein naar Lissabon