Beeldhouwer van het niets  

Schrijven – schrijven zoals de schrijver dat wil – is een volstrekte onmogelijkheid: het probeert een vertaling te zijn van iets dat er niet is. De schrijver is de beeldhouwer van het niets. (…)

De poes bijvoorbeeld. Ze ligt op de mat opgekruld te slapen en te spinnen, zo in zichzelf verzonken, zo vreemd, en je zou haar in taal naar je toe willen halen. Als een razende begin je te schrijven, van kop tot staart, haartje voor haartje, deze poes (geen andere), zoals ze zo ligt te slapen (niet anders), je schrijft: poes, en reeksen adjectieven daarbij zoals: zacht, grijs, warm, glanzend, en hoe meer je beschrijft hoe meer je zou willen dat de woorden de poes niet zouden beschrijven, maar haar helemaal zoals ze is zouden doen zijn. Honderden bladzijden kun je zo doorgaan, boekdelen vol, over de onbereikbare poes op de mat, en het is allemaal niets, het vervangt zelfs niet het meest onbetekenende gebaar, het gebaar waarmee je naar de poes toegaat en haar streelt, zonder te schrijven: ik streel de poes, zonder te denken: de poes, de poes. Streel je dan de poes? Je streelt de poes buiten taal, de poes die geen poes is, een strelen dat geen strelen is: niets. De taal van de schrijver wil zijn zoals dit strelen van de poes. De paradox van de schrijver is die van degene die tegelijk echt de poes wil strelen zoals dat enkel in een gebaar kan gebeuren, en wil zeggen, in woorden: Ik streel de poes. Het verlangen om niets meer te zeggen wordt hier identiek met het verlangen om alles over iets te zeggen; het is er niet meer van te onderscheiden.

[bron]Patricia de Martelaere, in: Een verlangen naar ontroostbaarheid

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

*