Al sinds lang schaam ik mij, schaam ik me mateloos dat ik op mijn beurt tot moordenaar ben geworden, ook al is het van verre en met de beste bedoelingen. Gaandeweg heb ik in de gaten dat zelfs zij die beter zijn dan de anderen zichzelf momenteel niet beletten om te doden of te laten doden. Het is een logisch gevolg van hun levenswijze. Wij kunnen geen beweging meer maken in deze wereld zonder de kans te lopen de dood te veroorzaken. Ja, ik ben die schaamte altijd blijven voelen. Ik heb dit geleerd: dat wij allen verpest zijn. En ik heb de vrede verloren. Tot op heden zoek ik die nog en probeer de mensen te begrijpen en niemands doodsvijand te worden. Ik weet maar één ding: dat we allemaal moeten doen wat we kunnen om geen pestlijders meer te zijn. Dat alleen kan ons hoop geven op vrede of desnoods op een goede dood; dat alleen kan de mensen verlichting geven. Als ze dat niet redden dan kan het er in ieder geval voor zorgen hen zo weinig mogelijk kwaad te laten doen, misschien zelfs wat goeds.
Daarom heb ik besloten alles af te wijzen wat direct of indirect, om goede of slechte redenen, mensen doodt of het goedkeurt dat men hen laat sterven. Dat is ook de reden waarom deze epidemie mij niets nieuws leert, behalve dat ik er tegen moet vechten samen met jou. Ik weet met wetenschappelijke zekerheid – ja Rieux, ik weet alles van het leven – dat iedereen haar in zich draagt, de pest, omdat niemand, absoluut niemand er niet vatbaar voor is. En dan moet je onophoudelijk jezelf in acht nemen om er niet toe te worden gedreven in ogenblikken van verstrooidheid een ander in het gezicht te ademen en hem te infecteren.
[bron]Albert Camus, in: De pest