Mensen zijn vreemde wezens. Hoe ouder ik word, hoe meer ik me verbaas over hun eigenaardigheden, hun ongekende mogelijkheden en hun geweldige verschillen in capaciteiten, talenten en ervaringen. Maar ik verwonder me ook over hun kwetsbaarheid en kortstondigheid, hun geluk en verdriet. Sommige mensen kunnen heel goed kijken, waarnemen; anderen blinken uit in zien, doorzien. Kijken en zien beschouw ik als twee verschillende eigenschappen die in mij niet zo sterk aanwezig zijn. Ik ben niet goed in kijken noch in zien, maar ik weet het verschil, misschien juist daardoor.
Met kijken kun je mensen en dingen onderscheiden en waarnemen. Je kijkt vanaf een afstand om ze dichterbij te halen, om er meer van te weten. Daarbij gebruiken we onze ogen en onze taal. Met woorden maken we beelden in ons hoofd en met onze handen geven we die verder vorm. Want we zijn beeldenmakers en met beelden, vooral taalbeelden, creëren we onze werkelijkheid.
Zien is iets anders. Wanneer je ziet, is er geen afstand tussen zien en het geziene. Dat gebeurt direct, onmiddellijk. Daar heb je geen ogen en geen taal voor nodig. Je kijkt niet naar iets, maar je bent wat je ziet. Subject en object liggen in elkaar versmolten. Daar zijn geen woorden voor. Momenten van zien geven een woordloze wijsheid die vitaal en creatief maakt en ons op een andere manier de wereld doet ontdekken.
Zien geeft wijsheid, kijken brengt waarheid teweeg. Wijsheid kun je niet verwoorden. Daar heb je waarheden van het kijken voor nodig. Waarheid kan zonder wijsheid, maar wijsheid heeft behoefte aan waarheden om zich verstaanbaar te maken. We proberen wijsheden van zien om te zetten in waarheden van kijken, maar dat lukt slechts ten dele. Wijsheden zijn niet overdraagbaar, waarheden wel, want die krijg van je ouders, van anderen, school, opleiding. Wijsheden moet je zelf verwerven door te zien. Daarop moet je attent worden gemaakt en ervoor openstaan.
Het woordloze zien en de wijsheid die het teweegbrengt laat zich niet beschrijven. Je kunt er eigenlijk niks over zeggen en dat maakt het gecompliceerd. Er een boek over schrijven is feitelijk een onmogelijke klus, een soort gekkewerk. – Waarover je niets kunt zeggen, daarover moet je je mond houden, schreef Wittgenstein. Maar toch. Je kunt proberen er iets van weer te geven, misschien moet je dat ook proberen, ook al weet je er nooit in te zullen slagen. Misschien is dat wel de menselijke conditie: proberen erover te schrijven, te schilderen, te beeldhouwen, nieuwe woorden en kunstvormen te zoeken om het onmogelijke waar te maken. Misschien zit het leven zo in elkaar: zien proberen te vertalen naar kijken, wijsheid onderbrengen in waarheid en zo grenzen verleggen, wat onmogelijk is proberen mogelijk te maken. Een dichter blijft dichten ook al weet hij dat het onuitspreekbare nooit in woorden te vangen is. Een schilder maakt telkens weer een nieuw schilderij om te proberen het onvoorstelbare voorstelbaar te maken. Kunst is een poging het grenzeloze kenbaar te maken. Wetenschap en wijsbegeerte doen hetzelfde. Ze trachten het onbenoembare benoembaar te maken, het grenzeloze grenzen te geven.
In het publieke domein en voor velen in onze samenleving is de aandacht voor zien op de achtergrond geraakt en gaat het voornamelijk om waarheden van het kijken. Daarmee worden vaak ook absolute waarheden gecreëerd, worden een hemel of een hiernamaals voorgespiegeld die het zien en ontdekken van de wereld ernstig belemmeren. Ze bewerkstelligen dat mensen met hun hoofd in de wolken lopen. Momenten van zien kunnen er voor zorgen die waarheden even los te laten en de ogen te richten op de wereld waarin we leven, om de aarde trouw te zijn en meer lief te hebben dan de hemel. Maar er is moed nodig, moed om de aardse werkelijkheid onder ogen te zien waar te midden van liefde en het krioelende leven ook de vernietiging aanwezig is en de vreselijkste dingen gebeuren, rampen, ongelukken. We hebben moeite dat te onderkennen of blijven er naar kijken zonder te zien.
‘We zijn er niet in opgevoed het onvermijdelijke als natuurlijk te erkennen’, schrijft Rabindranath Tagore. ‘We kunnen zodoende niet met gratie opgeven wat gaan moet, maar moeten noodzakelijkerwijs wachten tot het van ons wordt weggerukt. Die waarheid komt als overweldiger omdat we de kunst haar als vriend te ontvangen hebben verloren.’ – Het lijkt bijna een bovenmenselijke opdracht om de aarde trouw te zijn en niet weg te vluchten in een hemels bestaan. Veel dingen in het leven bestaan uit vastpakken, vasthouden en loslaten. Waarschijnlijk moet je om iets te kunnen loslaten, eerst iets hebben, moet je eerst omarmen en goed vasthouden om het daarna los te laten en te laten gaan; moet je het leven kussen in het voorbijgaan.
Piet Winkelaar
Recent verschenen boek over dit thema: klik op het plaatje