12    Aandachtspunten op juridisch gebied

Op juridisch gebied is het onderhandelen en het vastleggen van de resultaten daarvan een voorwaarde. Het voorkomt veel ruzie en verdriet. Hier achteloos mee omgaan is beslist een valkuil.

In dit hoofdstuk ga ik uit van concrete plannen om intensief met elkaar samen te leven. Dat kan heel eenvoudig zijn. Als ieder in zijn eigen huis blijft wonen en er een gezamenlijke pot wordt ingesteld waarin regelmatig geld wordt gestort, hoeft er niets officieel te worden vastgelegd. Bij de wens om samen te wonen gaat het er dus om of we de samenlevingsvorm ook in juridische zin willen regelen en, zo ja, wat we willen regelen en op welke manier. Het betreft dan erfrechtelijke zaken tussen toekomstige partners onderling en tussen de toekomstige partners en hun families. Het kan hier gaan om een huwelijk, een geregistreerd partnerschap of een andere vorm van samenleven. Tenminste, zo blijkt uit de vele mogelijkheden die de wetgever tegenwoordig biedt.

Uit de gesprekken die ik hierover heb gevoerd, blijkt dat de meeste mensen met officiële plannen de gang naar de notaris een must vinden. En juist omdát er tegenwoordig zoveel mogelijkheden zijn. Voor velen van ons is een huwelijk nog steeds belangrijk. Het is een mijlpaal die vooral op emotioneel gebied van belang wordt geacht en ook de buitenwereld laat zien: wij horen bij elkaar, wij willen dat officieel vastleggen en wij willen dat met jullie vieren.

Ook aan het verbeteren van beider financiële situaties wordt waarde gehecht. Veel mensen vinden dat zijzelf nog steeds de baas zijn over hun geld en dat tot hun dood zullen blijven. We kunnen dus alles regelen wat ons goeddunkt. Niet iedereen vindt dat. Sommigen vinden dat zonen en dochters iets over het geld en de bezittingen van hun ouders hebben te vertellen, zoals weten wat daarmee gebeurt. Als er een geheel nieuwe situatie ontstaat en een nieuwe levenspartner ten tonele verschijnt, is het logisch dat ook op financieel gebied een en ander verandert.

Op 15 mei 2002 organiseerden het Hoger Instituut voor Gezinswetenschappen (HIG) en het Vlaams Centrum voor het Welzijn van Kinderen en gezinnen (VCKG) voor de zesde achtereenvolgende keer een themadag. Dat jaar was het thema ‘relatieleven van ouderen’ (waarbij men over het algemeen uitgaat van 55-plussers, uitzonderingen daargelaten). Er werden zeven lezingen door academici gehouden, die opgenomen zijn in het boekje Ouderen en relaties, uitgegeven door bovengenoemde organisaties.[1]

Een van deze lezingen sluit aan op het juridische karakter van dit hoofdstuk en is getiteld Nieuwe relaties op oudere leeftijd en wedersamengestelde gezinnen in het familiaal vermogensrecht. Deze lezing werd verzorgd door Koen Vanwinckelen, verbonden aan het Instituut voor Familiaal Vermogensrecht aan de K.U. in Leuven. Hij stelt: ‘Relatieontbinding en nieuwe relatievormen zijn niet meer leeftijdsgebonden. Meer dan vroeger engageren ouderen zich in een nieuwe relatie na het overlijden van hun partner of na de ontbinding van hun vorige relatie, waarbij ze doorgaans een billijk evenwicht willen nastreven tussen de belangen van deze nieuwe partner en de belangen van hun familie, op de eerste plaats hun kinderen’ (p. 55).

Vanwinckelen probeert in grote lijnen te schetsen welke middelen het (Belgisch) familiaal vermogensrecht hiertoe biedt. Hij stipt aan in hoeverre de tijden in West-Europa veranderd zijn: ‘(….) de duurzaamheid van partnerrelaties is niet meer evident. Mensen leven wel langer, maar niet noodzakelijk met dezelfde huwelijkspartner, totdat een van hen overlijdt. Het aantal door echtscheiding ontbonden huwelijken is jaren na elkaar gestegen (…) Ook de gemiddelde huwelijksduur verkort zienderogen (…) Een tweede, zelfs derde huwelijk is aldus niet langer uit den boze (…)’ (p. 55).

Dat de tijden veranderd zijn, blijkt ook uit de wijzigingen in de wetgeving waarin het erfrecht van de langstlevende echtgenoot aanzienlijk is verbeterd.

Vanwinckelen zegt verder: ‘(….) fundamenteel was de hervorming van 1981 die de langstlevende echtgenoot tot volwaardig erfgenaam maakte, die in principe het vruchtgebruik over de gehele nalatenschap verkrijgt. Deze hervorming wijst duidelijk op een gewijzigde opvatting over het huwelijk, dat niet langer wordt beschouwd als gericht op voortplanting en overdracht van familiegoederen (….), maar als een relatie-instituut waarin twee mensen zich willen engageren, zich willen ontplooien en elkaar enige bestaanszekerheid willen verschaffen, kortom als een gebonden levensgemeenschap (…). De verzorging van de langstlevende echtgenoot heeft een dergelijke centrale plaats gekregen, zodat kan worden gesteld dat men is geëvolueerd van een familie-erfrecht naar een gezins-erfrecht’ (p. 57).

 

Kunnen we zeggen dat ook de Nederlandse wetgever deze hervormingen heeft doorgevoerd? Het antwoord daarop is: ja, uitgebreid zelfs. Op een hiervoor bestemde internetsite (www.notaris.nl) is hierover algemene en specifieke informatie te vinden. Om u een indruk te geven som ik hier een aantal onderwerpen op die in het kader van dit boek van toepassing kunnen zijn:

 

* samenlevingsvormen (waaronder huwelijk met internationale aspecten);

* erven zonder testament (hier wordt ook het wilsrecht genoemd: het recht dat een kind heeft om goederen uit een nalatenschap in eigendom te krijgen in geval van stieffamilie);

* erven met testamentindex (hier worden onder meer genoemd: het afwijken van de wet; langstlevendentestament-ouderlijke boedelverdeling; langstlevendentestament-vruchtgebruik, dus het vastleggen van het recht om goederen van een ander te gebruiken;

* vermogensoverdracht via het erfrecht (onder meer vruchtgebruiktestament; flexibel testament);

* vermogensoverdracht via huwelijksvermogensrecht (onder meer gemeenschap van goederen en huwelijkse voorwaarden);

* bijzondere vormen van vermogensoverdracht;

* internationaal erfrecht. (onder meer nalatenschap over de grenzen; erfrecht in Nederland en het buitenland; nalatenschap met internationale aspecten).

 

Vaak is het juridisch taalgebruik ingewikkeld. Daarom bestaat op het internet het Juridisch Woordenboek (ww.juridischwoordenboek.nl). Hierin kunnen we alle woorden opzoeken die we niet begrijpen.

Het zal u inmiddels duidelijk zijn dat dit ingewikkelde materie is die niet een-twee-drie op maat te snijden is. We doen er daarom goed aan een gesprek met een notaris aan te vragen. Het is daarbij verstandig eerst vast te stellen wat we willen regelen. Soms gaat dit samen, omdat we niet altijd op de hoogte zijn van de mogelijkheden.

Ook is er een zogenaamde Notaristelefoon, voor algemene notariële vragen. Over verschillende notariële onderwerpen zijn via de Notaristelefoon brochures beschikbaar die toegestuurd kunnen worden. Het nummer is 0900-3469393 (bereikbaar op werkdagen van 9.00 tot 14.00 uur). Voor meer gedetailleerde vragen die de Notaristelefoon niet kan beantwoorden wordt u doorverwezen naar een notaris bij u in de buurt. Hierbij maak ik u graag attent op een internetsite waar u een notaris kunt kiezen die misschien niet in uw buurt zit, maar wel het goedkoopst is (www.degoedkoopstenotaris.nl).

In hoofdstuk 5 heb ik u het verhaal voorgelegd van Maarten en Astrid, die zich via de kinderen, op een onaangename manier met deze kwesties geconfronteerd zien. Zij gaan immers op gevorderde leeftijd met elkaar trouwen en er is blijkbaar geld. Hoe zien hun afzonderlijke financiële plaatjes eruit? Hebben zij de wens de ander bij overlijden goed of nog beter verzorgd achter te laten? Ze realiseren zich misschien ook dat het billijk is als de kinderen hierin niet tekort zullen komen. Of vinden zij het niet vanzelfsprekend rekening te houden met hun kinderen? Dit wordt een gevoelig en lastig punt als een van beiden vermogen heeft en de ander niet. Hebben zij met de opbrengst van twee samengevoegde huizen de wens hun woonsituatie aanzienlijk te verbeteren? Willen zij ook in financieel opzicht alles gaan delen? Kan het zijn dat de kinderen van Astrid vermoeden dat Maarten geen vermogen heeft?

Is dat ook zo? Wat willen zij? Afgezien van het feit dat Astrid in dit verhaal helemaal zelf mag bepalen wat er zal gebeuren met haar geld en in welke mate zij voor Maarten wil zorgen, blijft het een zaak die om redelijke overdenking vraagt. En om mogelijkheden. Ook als zij en Maarten een andere samenlevingsvorm gekozen zouden hebben, blijft het een verstandige zet om contact op te nemen met een notaris en alles financiële wensen officieel vast te laten leggen.

 

[1] Ouderen en relaties. Hoger Instituut voor Gezinswetenschappen, 2002. Zie de website

 

Sophie de Wijn

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

*