door: Pieter van Dijk
Heel recent is er opnieuw een opvallende generatie op het maatschappelijk toneel verschenen. De leden van deze jeugdige generatie zijn geboren tussen 1985 en 2000. Zoals gebruikelijk bij nieuwe generaties worden ook bij deze generatie – de huidige leeftijdsgroep tussen de tien en vijfentwintig jaar – kritische kanttekeningen geplaatst. Er wordt gezegd, dat ze niet wil deugen en dat ze op zichzelf gericht, gemakzuchtig en genotzuchtig is. Maar anderen noemen haar bijna liefkozend de ‘generatie Einstein’: slim, creatief en zelfbewust. Dit opmerkelijke verschil in waardering laat zien, dat het begrip generatie niet eenduidig is en dat men niet kan volstaan met een beschrijving van het gedrag.
De term generatie zoemt de laatste jaren door alle media, in de boekhandel liggen non-fictie boeken over generaties vaak dichtbij de kassa en in het publieke debat spelen generaties een steeds opvallender rol. Zo sprak koningin Beatrix in haar Kerstboodschap van 2008 er haar zorgen over uit, dat de leden van de jongere generatie zich te weinig bekommeren om de zorg voor de ouderen, omdat zij zo op zichzelf gericht zouden zijn. Maar ook in de meer persoonlijke ervaring begint het begrip generatie een rol te spelen, in die zin dat je opeens van alles wordt toegedicht omdat je bij een bepaalde generatie hoort. Enkele voorbeelden:
– De protestgeneratie (geboren tussen 1940 en 1955) die nu met pensioen gaat krijgt nogal eens verwijtend te horen, dat ze wel erg goed voor zichzelf heeft gezorgd en dat zíj een luxe ‘Zwitserleven’ kan gaan leiden terwijl ze een wereld vol problemen achterlaat.
– De generatie X (geboren tussen 1955 en 1970) lijdt massaal aan stress, omdat ze werk, gezinsleven en eigen ontwikkeling in evenwicht probeert te houden in een veeleisende en snel veranderende wereld. Bij hun verschijnen werden ze de ‘verloren generatie’ genoemd en nu valt soms de naam ‘burnout generatie’.
– De pragmatische generatie (geboren tussen 1970 en 1985) worstelt met alle keuzes die het leven hen stelt – het ‘dertigersdilemma’ zoals dit fenomeen getypeerd wordt.
Steeds meer kenmerken en gedragspatronen worden dus typerend genoemd voor een bepaalde generatie. Tijd om een voorlopige omschrijving van het begrip generatie te geven:
‘Een generatie omvat een serie van ongeveer vijftien jaargangen van alle nieuwgeborenen in een samenleving, die in de eerste vijftien jaar van hun leven een gedeeld en door de tijd(geest) bepaald kader ontwikkelen en die dat collectieve kader laten doorklinken in de manier waarop zij hun verdere leven vormgeven.’
Om deze abstracte beschrijving tot leven te brengen en alvast enig zicht te geven op de betekenis van generaties voor de samenleving volgen hier zeer beknopte beschrijvingen van de zes generaties die nu in Nederland te onderscheiden zijn; in het tweede hoofdstuk zal elk van die generaties uitgebreid beschreven worden. Het gaat in deze karakteristieken om tendensen en perspectieven die voor de generatie als collectief gelden – ze zijn dus niet in elk individueel lid van die groep even herkenbaar.
De vooroorlogse generatie (geboren tussen 1910 en 1928) groeide op in een wereld die bestond uit het dorp, de buurt, de straat waar je woonde, uit de kerk waar je (meestal) toe behoorde en de school die je bezocht. Ver weg daarbuiten was natuurlijk nog veel meer, maar dat onttrok zich aan je waarneming. Een van de belangrijkste zaken die je leerde was, dat de wereld om je heen niet door jou te beïnvloeden was. Tot op hoge leeftijd stond deze generatie vanuit dat gedeelde kader in het leven.
De stille generatie (geboren tussen 1928 en 1940) groeide op in de spanning van de crisisjaren en de dreiging van de Tweede Wereldoorlog. In deze context ontwikkelde ze een sterk wij-besef. Om te kunnen overleven werd de nadruk gelegd op het wij en was er weinig ruimte voor individualiteit. Dat wij-besef werd in de periode na de oorlog bekrachtigd in de solidariteit die nodig was voor de wederopbouw van het land. Vanuit deze collectieve bereidheid om zich in te zetten en ‘mee te bewegen’ met wat nodig was heeft deze generatie haar leven verder vorm gegeven.
De protestgeneratie of babyboomgeneratie (geboren tussen 1940 en 1955) groeide door de wederopbouw en de breed gevoelde saamhorigheid na de oorlog op in een tijd vol energie en hoop. Tegelijkertijd was het dagelijks leven sober en strak (‘vooroorlogs’) ingekaderd. Wat deze generatie heeft gevormd is de collectief voelbare hoop op nieuwe tijden en energie. En toen zij na ca 15 jaar het maatschappelijk toneel betrad, toonde dat zich in de vrijheid en individualiteit waarmee zij haar éigen weg ging. Vanuit deze thema’s heeft deze generatie haar verdere maatschappelijk leven vorm gegeven.
De generatie X (geboren tussen 1955 en 1970) vormde zich in de jaren zestig in de betrekkelijke luwte van het traditionele gezin – hun ouders behoorden immers over het algemeen tot de stille generatie – terwijl in de wereld om hen heen de revolte van de protestgeneratie woedde. Maar daarnaast werd hun kader gevormd door een ‘wereld van mogelijkheden’: ouders kregen meer tijd en ruimte om zich op hun kinderen te richten, de welvaart nam toe, kinderen kregen zakgeld, er groeide in snel tempo een op kinderen gerichte cultuur met eigen programma’s op de tv bijvoorbeeld. Kortom, de wereld werd ervaren als een wereld vol mogelijkheden die voor het grijpen lagen. Zo groeide er een generatie op die dacht en handelde in termen van mogelijkheden en die niet op behoefde te vallen om haar weg te kunnen vinden.
De pragmatische generatie (geboren tussen 1970 en 1985) heeft als ouders leden van de protestgeneratie. Een beeld van hun eerste vijftien jaar: opgroeien als middelpunt van een wereld met steeds verder wijkende grenzen. De protestgeneratie wist niet goed hoe ze, na haar eigen benauwde jeugd, zelf moest opvoeden en liet hun kinderen erg vrij. Middelpunt zijn als kind is al lastig want je ‘weet’ nog niets, en als je wereld dan weinig zekerheden biedt omdat eigenlijk ‘alles’ kan is het lastig om je te oriënteren. Van jongsaf aan leeft de pragmatische generatie in een wereld waarin voortdurend gekozen moet worden om zich met de wereld en zichzelf te verhouden. Haar werkwoord is kíezen, en zo staat zij dan ook in de wereld.
De generatie Einstein, ook wel screenagers en grenzeloze generatie genoemd (geboren tussen 1985 en 2000) heeft een hechte band met ouders die tot de generatie X behoren. Het beeld van hun eerste vijftien jaar: de wereld is een speeltuin. Fouten bestaan niet, de wereld is van jou, je wordt altijd gesteund. Een generatie vol zelfvertrouwen, op zoek naar waar het nu echt omgaat. Zo is zij onlangs het maatschappelijk toneel opgekomen.
Generaties worden dus gevormd onder invloed van de tijd én hebben een grote impact op het leven van hun ‘leden’. En wat uit dit korte overzicht ook blijkt is dat generaties ieder op een eigen manier antwoorden moeten zien te vinden op de vragen die het leven stelt.
En dit laatste is een nieuw fenomeen. Tot in het midden van de vorige eeuw was het volkomen gebruikelijk dat generaties in elkaars voetsporen traden. Pas met het ‘uitbreken’ van de protestgeneratie is daar abrupt een einde aan gekomen. Generaties ontwikkelen zich sindsdien relatief los van elkaar en blijven na hun vormende periode min of meer naast elkaar bestaande leefwerelden. De generatieordening in de samenleving is dus ingrijpend veranderd. Tot rond 1955 was het als een keten, nu kan in feite niet meer van een ordening gesproken worden. Wat ligt aan deze kanteling ten grondslag? Wat zijn de gevolgen ervan voor de generaties zelf? En heeft het ook gevolgen voor de samenleving als geheel? In dit boek opperen we de veronderstelling dat veel van de problemen en uitdagingen van deze tijd voortkomen uit deze verandering in de verhoudingen tussen de generaties. Het perspectief dat hieruit opdoemt, zal een nieuw licht kunnen werpen op bijvoorbeeld problemen die zich aandienen in het onderwijs (uitval van leerlingen, agressie en afgebrande docenten), in de ouderenzorg, in organisaties (hoe de verschillen tussen generaties te benutten?) en in de samenleving als geheel (hoe realiseren we sociale cohesie?).
Om dit te begrijpen en op waarde te kunnen schatten is het nu zaak, de rol en de betekenis van de tijd scherper te krijgen. Want generaties vormen zich in en door de tijd en daarom is de tijd als proces de sleutel om generaties en hun vorming en constellatie te begrijpen.
Ontleend aan:
ISBN: 978 90 8850 146 3 | 192 pagina’s