Jarenlang werd de finish van belangrijke wielerwedstrijden zoals de Amstel Gold race op de top van de Cauwberg getrokken. De Cauwberg als laatste beproeving na meer dan 250 kilometer hard fietsen. Wie mee voorop zat en nog wat jus in de benen over had won dan de hoofdprijs. De overwinningen waren altijd mooi maar ook werd er nergens zo spectaculair verloren als op de Cauwberg. Voor wie van wielrennen houdt, drama van de bovenste plank.
Ik herinner mij het wereldkampioenschap in Valkenburg waarin Jan Raas de bloemen en de regenboogtrui voor zich opeiste. De Cauwberg moest verscheidene malen ‘genomen’ worden. Een mooi beeld van al die zwoegende ruggen. Maar ook werd toen in beel d gebracht hoe Jan Raas door ploeggenoten een handje werd geholpen. Gewoon zijn zadel vastpakken en wat extra kracht mee geven. Prachtig in beeld gebracht. Maar dat zinde de heren wielrenners maar matig. De verhouding met de pers koelde door dit voorval af tot ijzig niveau. Als ik het mij goed herinner, ook aan mijn hersens begint de tand der tijd merkbaar te knagen, is het tussen Jan Raas en Mart Smeets daarna nooit meer wat geworden.
Voor wielerwedstrijden blijft de Cauwberg een serieus obstakel maar tot mijn spijt hebben ze inmiddels de ‘meet’ (jargon voor finishlijn) zo’n anderhalve kilometer verlegd waarmee de dramatiek, waarvan wielrennen het nu eenmaal moet hebben, aanzienlijk wordt verminderd. Alsof daarmee ook de geschiedenis van de Cauwberg voor een deel van zijn kracht wordt ontdaan.
Ikzelf werd geboren in Purmerend. Maar toen ik een jaar of acht was ‘emigreerde’ ons gezin naar Lutterade (inmiddels opgegaan in Geleen) in Zuid-Limburg. Van Purmerend naar het andere eind van de wereld. Op de kaart van Nederland lag Purmerend tamelijk noordelijk en Lutterade bijna geheel zuidelijk aan de rand van de kaart. Je mag wel spreken van een cultuurshock. Er werd heel anders gesproken. Een taaltje waarvan wij aanvankelijk nauwelijks iets begrepen. Na de verhuisperiode waarin mijn broertjes en zusjes bij familie elders werden ondergebracht mochten wij naar ons nieuwe thuis in het verre Limburg. Alhoewel mijn ouders het niet bepaald rijk hadden (mijn vader kocht een licht- en stencildrukkerij die bijna op de fles was) moest er op die heugelijke dag wat gevierd worden en wij kregen wat geld mee om bij het bakkertje een straat verder iets lekkers te gaan kopen. We zijn gierend van het lachen het kleine winkeltje weer uit gerend. Niets van te verstaan. Laat staan dat wij daar iets zouden kunnen bestellen.
Zuid Limburg is mooi. Heuvels, bossen en gezelligheid. We hebben er uiteindelijke onze draai wel gevonden. Zelfs mijn vader en moeder werden enthousiaste carnavalvierders. Dat ging zo ver dat mijn vader, toen al ziek, een keer zijn bed uitkwam, zich verkleedde, een pruik en een rode neus opzette, om, na het nemen van een foto waarop hij een raar gezicht trok, zijn pyama weer aan te trekken en weer naar bed te gaan. Carnaval in voor- en tegenspoed.
Lutterade lag zo’n 16 kilometer van Valkenburg.
Tijdens vakanties trokken mijn oudste broer, logerende vriendjes of neefjes en ik vaak op de fiets het Limburgse heuvelland in. En het gebeurde meermalen dat Valkenburg een van de plekken was waar we terecht kwamen. Voor zover onze kippenkracht van weleer dat toeliet probeerden we op onze stalen rossen (minstens zo zwaar en ook nog zonder versnelling) ook een stuk de Cauwberg op te fietsen. Helemaal boven zijn we nooit gekomen maar we waren dan ook (nog) geen wielrenners. Het was allemaal spel. Ook die keer dat mijn broer met zijn rechterbeen op de linker trapper van zijn fiets weer aan de afdaling begon. Hij ging steeds harder en harder, geen enkele beheersing over zijn snelheid, totdat hij met een fenomenale schuiver waarbij de vonken van zijn fiets in het rond spatten, met veel schrik en met aanzienlijk minder ‘behang’ dan waarmee hij de afdaling was begonnen, tot stilstand kwam. De terugtocht naar huis was langzaam, vol van geweeklaag en weinig heldhaftig.
Onderaan de Cauwberg lag een pleintje met in het midden een monument of een fontijn, dat herinner ik mij niet meer zo precies. Op een ongelukkige ochtend kwam een bus met Belgische dagjesmensen de Cauwberg af. De remmen van de bus, die achteraf ook voor het overige in slechte conditie bleek te zijn, begaven het en de bus denderde in volle vaart de berg af om tegen het monument en met een afgrijselijke klap tot stilstand te komen. Doden en gewonden. Ook dat was de Cauwberg.
Op de middelbare school werden grote vakanties doorgaans werkend doorgebracht. De meeste tijd werden de baantjes gezocht en gevonden in het toeristische Valkenburg. Mijn eerste baantje was duvelstoejager in de keuken van een groot hotel annex restaurant. Aardappels pitten voor gezelschappen die met bussen werden aangevoerd. Pokkenwerk. Enorme grote kookketels en ander keukengerei schoonmaken en wat dies meer zij. Maar ook patates frites eten in hoeveelheden die de inhoud van een ‘tuut’(puntzak) frites ver te buiten ging. Daarna een zomer de straat op met bossen folders om toeristen te verleiden een bezoek te brengen aan het restaurant of de dancing die ermee verbonden was (goede muziek, o.a. orkest Malando, de Ramblers ). Tamelijk vrij leven. Niet verkeerd en tenslotte enkele jaren in de bediening.
Het laatste jaar dat ik in de bediening werkte was in de theetuin van de Ruïne, overblijfselen van een oud kasteel. Ook leuk werk. Een van de kelners was nu niet bepaald moeders mooiste. Grap was als bezoekers ons vroegen een foto van hen te maken, deze kelner achter het gezelschap ging staan en wij hem in plaats van het gezelschap op de gevoelige plaat vastlegden. Achteraf toch tamelijk flauw.
Vanaf de theetuin had je een goed uitzicht op het eerste stuk van de Cauwberg voordat deze de bocht om gaat.
Halfweg de Cauwberg is een begraafplaats.
Op een dag ging een rouwstoet langzaam de Cauwberg op. Een grote, zwarte en voorname lijkwagen en daarachter een donker gekleed gezelschap van rouwenden.
Halfweg de Cauwberg leidt een voetpad naar het kerkhof. Auto’s kunnen daar niet langs en wanneer de voetgangers het voetpad in slaan, moet de lijkwagen verder de Cauwberg op om met een omweg de begraafplaats te bereiken. Zo ook die bewuste dag.
Het gezelschap maakte aanstalte af te slaan naar het voetpad waarop de lijkwagen gas gaf.
Tot verbijstering ongetwijfeld van het gezelschap te voet, zwaaide de achterdeur van de rouwwagen open en schoot de kist met een klap de straat op. Stukken van de kist vlogen in het rond waarna de kist langzaam bergafwaarts begon te schuiven. Pas na enkele meters slaagden enkele rouwenden erin de kist tot stilstand te brengen. Na vijf minuten lag de Cauwberg er weer bij alsof er niets was gebeurd. Eeuwige rust door niets verstoord.
De top van de Cauwberg dus niet meer de finish. De Amstel Gold Race eindigt verderop. De Cauberg gedegradeerd tot zomaar een punt in het voorbij gaan. Weg heroïek, weg dramatiek.
In memoriam de Cauwberg van mijn jeugd.
Ed Oudejans